Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 30 mei 2012

Woensdag, 30 mei 2012 (N.C.).

Het gaat snel, of het lijkt snel, alsof het leven sneller gaat als je ouder wordt.

De Portugese reis ligt al weer achter mij, een nieuwe reis reeds voor de gril, nu naar Evreux, dus beduidend minder ver maar wel weer over mooie en vertrouwde paden.

Dinsdag, het einde van de terugreis, de Portugese lading liet ik achter in Vatry, niet ver van Chalons sur Marne en even verderop haalde ik een lading water op die ik richting Zuiderzee bracht, Zwaag, om vandaar uit hier en daar wat lading op de pikken waarmee ik afgelopen middag Nederland weer verliet, via Zeeuws Vlaanderen, om de bende rond Antwerpen te ontlopen.

Ach, België en Nederland, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de achterstand van de infra-structuur met de dag toenneemt, mijn gedachten gaan terug naar het grote, lege Spanje, de weg Zaragoza-Zamora, twee-baans, af en toe een voertuig en dáár, daarnaast wordt een enorme vijfhonderd kilometers lange vierbaans snelweg aangelegd. Het is maar vreemd verdeeld in Europa.

Aldus schreef ome Willem.
---

maandag 28 mei 2012

De kerkverlater.

Afgelopen nacht vermoedde ik geen koddebeiers, dus waagde ik het er op en kreeg gelijk, de wegen waren totaal verlaten en gedekt door het duister reed ik van één tot vijf uur van Issoire naar Clamecy, een interessant en leuk klein stadje, gelegen aan de noordkant van de Morvan en dat uiterst belangrijk is geweest voor de verwarming van Parijs en woonplaats geweest van Nobelprijswinnar Rolland. .

Bijna 500 jaar lang werden er in heel de Morvan bomen gekapt voor brandhout en naar dit stadje gesleept waar het met grote vlotten in de Yonne werd samen gebracht en zo werd het vervoerd, via het water, naar Parijs waar de bomen in de winter lekker werden opgestookt, tot rond 1925.
Onderweg, hier naar toe, kwam ik in die vier uur nauwelijks een hand vol voertuigen tegen waaronder één vrachtwagen. Het roept overigens de vraag op waarom er een "verbod" geldt op een tijd dat er werkelijk geen hond op de weg is, maar wellicht toont dit aan dat het hier om louter politieke wetgeving gaat die niets met verkeersveiligheid of van dien aard te maken heeft: integendeel!

Bij het verkennen van het stadje stuitte ik op een oud kerkgebouw, ik nam een foto om, naast hetgeen ik gisteren trachtte aan te tonen, het verschil te laten zien en ook het waarom van het verschil: ik waag een poging.

De foto toont de voorkant.
De kerk stamt uit later tijd, in fasen gebouwt tussen 1300 en 1600, de stijl is Gotisch, de ramen puntig omhoog, de deur enorm, het gebouw geheel imposant, de twee mensen ervoor lijken in het niet verzonken en zelfs als het gebouw leeg is hoor je nog de Gregoriaanse zang door de dikke muren.

Voortschrijdend inzicht gaf te kennen dat de steeds verder verdwijnende god niet was vast te houden, dus wijzigde men de bouw, wilden hem volgen, navolgen, men maakte de Godshuizen hoger en hoger, in de bouw leest men het af, ook hier, in Clamency, dat eeuwen lang door geestelijken uit Bethlehem is beheerd, want Willem de vierde van Nevers had in zijn testament opgenomen dat het gebied rond Clamency gegeven moest worden aan de Bisschop van Bethlehem en toen eind 1100, zo rond het einde van de derde kruistocht, Saladin Bethlehem veroverden, maakten deze daar gretig gebruik van en tot aan de Franse Revolutie bleef Clamency onder gezag van de Bethlehemse bisschop in ballingschap

Wellicht is dat de verklaring waarom de inscriptie israël in Hebreeuwse letters boven aan de hoge deur siert hetgeen mij wat ongewoon voorkwam.

In de middag liep ik even binnen, voornamelijk omdat het in dit soort gebouwen lekker koel is en het buiten erg warm was en eenmaal binnen bleek ook hier de gezagsdrager te schitteren door afwezigheid

Of juist niet, het is immers maar wie of wat je de gezagsdrager van zo'n kerk noemt, ik keek eerbiedig rond, bestudeerde de voorstellingen van de brandgeschilderde ramen en ondekte een fout in een aantal voorstellingen, in die zin fout, dat ze geen overeenkomt vertonen met de verhalen van de evangeliën.

Drie of vier afbeeldingen stelden Jeshua voor aan wie door de Romeinen het kruis werd opgelegd en, uitgeput, bezweek onder de zwaarte van het gewicht, maar de evangeliën verhalen nergens dat het kruis door Jeshua werd gedragen en de ene die het, kort, wel noemt, Ioannes, schrijft dit louter omdat hij wilde aangeven dat Hij de handelende en niet de ondergaande was.

Gevult met koele lucht liep ik het gebouw weer uit, ik verliet de kerk, mijn fiets, die ik vergat op slot te doen, stond er nog, ik daalde de helling af waarop de kerk stond; midden in het stadje, nu, zonder mij, een totaal verlaten kerk, het was er binnen nog stiller dan vannacht op de snelweg.


Aldus schreef ome Willem.

---

zondag 27 mei 2012

De Geestbank.

Dat mij dat nu moet overkomen, net op een fraai deel van de route en nu kon ik er nauwelijks iets van laten zien. Jammer, héél jammer.

Net nu, in de week tussen Hemelvaart en Pinksteren, tussen Asunción en Pentacoste, het kon geen toeval zijn en het viel me gelijk al op, net als veertig jaar terug, nu, wat overdreven, op elke straathoek, van één nam ik een foto voor het weblog.


Plomp, zwaar, te zwaar staat ze er bij, ongeveer duizend jaar, de Romaanse "eglise" met kleine deur en ramen van geringe afmetingen ten opzichte van het geheel; de aldaar neergezette materie drukt neer, tracht vast te houden, tegen beter weten in.

Zaterdag maakte ik wat foto's, plaatjes van de prachtige ravijnen langs de weg van Barbastro naar Benabarre, maar alle plaatjes waren opeens dof, het deed pijn aan de ogen en juist op dat mooie stuk weg. Ook nadat ik het kleine lensje had gereinigd bleven alle foto's dof zodat ik er maar mee ben opgehouden opnames te maken van het verdere verloop van de reis die eerst door de Pyreneeën ging, door de "Tunel de Vielha" waarbij je vlak langs de Maladeta komt, je kunt hem bijna aanraken!


Overal zie je ze in Portugal, Banco Espírito Santo dat, vertaalt, de naam Bank van de Heilige Geest draagt en juist even voor Pinksteren, dat alles met die Geest te maken heeft, liep ik daar weer tegen aan, reed ik er voorbij.

Ongeveer na de dood van Karel de Grote, na het Failliet van de Eerste Europese Unie, worden ze zo gebouwd, de zware materie om vast te houden, vast te houden wat ooit was, maar ook, vast te houden wat niet vast te houden was en de Romaanse bouwstijl getuigt hier op schrijnende wijze van, banaal.

Binnen gekomen is de ruimte klein, kleiner dan je had verwacht, en als je het buiten niet wist, had je geen vermoeden van het overgewicht.

Nadat ik Frankrijk in was gereden volgde al snel Toulouse door de streek waar de Garonne haar oorsprong heeft, langs de afzink van de Col de Peyresourde, en ik snorde de weg naar Albi op om vanaf Rodez naar het noorden te rijden, via het schitterend gelegen Espalion dat trouwens ook aan de pelgrimsroute naar Santiago ligt, en door het kuuroord voor reumapatiënten met de warmste natuurlijke bronnen van Europa, Chaudes-Aigues, gelegen in de Cantal, ooit Haute Auvergne geheten, om nog binnen de wettelijke rijtijd aan te komen in Saint-Flour waarna ik even de snelweg op ging, tot aan Issoire en daar vond ik een aardige overstaanplek.

Overstaan, met Pinksteren overstaan, hier in Issoire dat vroeger als Yssoire werd geschreven en de Y vindt je hier nog terug in het wapen, Pinksteren, dat volgt op geboorte, dood en verrijzenis, als teken van verwachting, niet geheel toevallig in het voorjaar.

Reeds rond de derde eeuw werd op het Concilie van Nicea niet alleen de pinksterdag vastgesteld, maar ook de "leer van de drie-eenheid", de leer dat de Eeuwige God, Zoon en Geest is, een, wat mij betreft, niet te logenen waarheid omdat zowat iedereen en alles uit een drie-eenheid bestaat, zoals dat ruach, nesjomme en nephes, of, anders gezegd, lichaam, ziel en geest een onderverdeling is van u en ik, de mens in heel zijn wezen. Overigens is Pinksteren helemaal niet een exclusief Christelijk feest, want ook het Oude Volk vierde dit feest als oogstfeest al eeuwen voordat er een christen bestond waarbij in de synagoge de Thora rondom versiert wordt met bloemen, ook pinksterbloemen, maar zoals het met de meeste zaken is gegaan hebben christenen niet alleen de Voornaamste van het Oude Volk eigen gemaakt, maar ook de feestdagen zonder schaamte toegeëigend, gestolen mag je het misschien wel noemen.

In Issoire staat het te zware gebouw, de god, die duizend jaar over de Eerste Europese Unie regeerde en tijdens Karel de Grote zijn grootste invloed uitoefende, verdween, steeg op, zo u wilt, vandaar de macht van de zwaarte, men wilde hem tegen houden en steeds zwaarder werden ze, plomper, de Romaanse kerken, maar er was geen houden meer aan, de god van het oude Europa verdween naar elders, naar hemelse gewesten, maar zijn naschijnsel heeft nog lang tijd, eeuwen, na-geijlt in de geesten der mensen, in de gothische bouwstijl, in theologie, in schilderkunst, maar ook in de van die tijd af ontstane nieuwe kunst, de muziek, tot in de dagen van J.S. Bach aan toe die de bij velen overbekende Mattheuspassion laat eindigen met tranen bij het graf en zingt van "Selige gebeinde" wat niet overeen komt met de evangelie-verhalen en duidelijk is dat Bach het hier heeft over de god uit een verdwenen tijd.

Pinksteren, wie verstaat in deze zielloze zenuwenwereld, waarin de massamens als voorgeprogrameerde compjoetermens doelloos rondholt -niet in de laatste plaats op het voetbalveld- dagelijks getraint en gereset door televisiebeelden, nog iets van ruach? Geest?

De avond valt, duiven vliegen na een regenbui koerend naar een gindse boom, de zon vlamt door de wolken en schijnt haar licht over de neven gelegen weide, er staan bloemen, veel bloemen, ook madeliefjes en pinksterbloemen ik kijk er naar, de vier bloembladen, de vier windstreken, een belofte van hoop, ik lees een Nederlandse vertaling van Measure for measure van Shakespeare: "wat je niet hebt, jaag je na, en wat je hebt, vergeet je. Als je rijk bent, ben je arm...." En even later: "in dit leven toch, liggen duizenden doden verborgen; toch vrezen wij de dood die elke verschil doet verdwijnen", waarop Claudio de hertog antwoord: "Ik ding naar het leven, maar merk dat ik zoek te sterven. En zoekende naar de dood, vind ik het leven", pinksteren, het is zoiets als het krijgen van de menukaart waarop de lekkernijen reeds staan aangekondigd.

Een keer of drie bestudeerde ik het zware gebouw, fietste er enkele keren omheen en trachtte een zo goed mogelijke foto te maken van de ingang, met objecten dichtbij lukken de fotos nog redelijk, u ziet hem hier, van onder tot de helft, nog zeker eens zo hoog is het, u krijgt een indruk; de te kleine deur.

Aan de andere kant ontdekte ik tekenen van aberglaube, over de rand van het gebouw waren wat ongepast de twaalf tekenen van de dierenriem aangebracht, het geheel sprak van een stellige imposantie, gebedsgeuren omgaven de toren. Een voornaam voorkomen, welhaast een bunker, een fort tegen tegenstanders, een "kern"centrale, een bankgebouw, de Banco van de Espírito Santo.

Aldus schreef ome Willem.


---

Een Bank

En wat voor één, nu net voor pinksteren.

---

zaterdag 26 mei 2012

Het pelgrimsgevoel.

Onderweg kwam ik weer een stuk over de pelgrimsroute, nu voor bedevaartgangers die vanuit het zuiden naar Santiago reizen.

Vanuit Bragança kroop ik het land uit, Portugal, en ik bedacht: misschien wel voor het laatst en zulke gedachten komen de laatste tijd wel meer bij mij bovendrijven.

Meteen was de weg in Spanje een stuk vlakker en een kilometer of wat over de grens deed ik een klein en afgelegen horecainstelling aan: koffie met een boterham en terwijl ik een beetje rond keek bleek hier werkelijk van alles in de aanbieding te liggen: drank, speelgoed, kleding, snoep, bijlen, hamers en zowaar, een heel rek met wapens in diverse maten en prijzen, van handpistolen tot jachtgeweren.

Santiago is een samentrekking van Saint-iacho, Sint-Jacob zouden wij zeggen, en Compostella of Compestela in het Galicisch, zou zoiets als afvalplek kunnen betekenen, (denk maar aan compost) maar is in ieder geval een nadere aanduiding om de diverse Santiago's uit elkaar te houden.

Vroeger zou het niet in mij opkomen, want als ik ergens was, had ik mijn hele leven de tijd om er een keer weer te keren, maar met het klimmen der jaren realiseer ik mij dat, om overal nóg een keer te komen, daar de tijd, mijn tijd, te kort voor is.

De eerste grote stad waar ik langs snorde was gelegen aan de Douro, het oude Zamora, een stad met zeer veel goed bewaarde oudheden en vroeger door de Romeinen Occellodurim, "Oog aan de Douro" genoemd en er is zelfs een spaans spreekwoord bekend die het eerst gebezigd werd door Isabella de Katholieke die een tijdje koning was in de regio en die luid: "Zamora is niet in één dag overwonnen" en vergelijkbaar is met "Keulen en Aken zijn ook niet op één gebouwd".

Van twee volgelingen van Jezus die gevangen werden gezet, Petrus en Jacobus, werd de eerste in vrijheid gesteld, maar Jacobus kort daarna onthoofd en het verhaal gaat dat twee medevolgelingen met de onthoofde Jacobus na een lange reis per schip op zelpker moment terecht zijn gekomen aan de Spaanse kust en hem daar hebben begraven waarna daarna ooot het bedevaartsoord ontstond.


Er zijn nu eenmaal plaatsen waar ik voor het laatst ben geweest, zeker, en dat geldt natuurlijk ook voor bestemmingen en wegen waar ik langs reed, soms vele keren, soms éénmalig en dan blijft het ook bij die éne keer, en nu, Portugal, als de trent zich door zet van eens in de veertig jaar, was dus vanmorgen mijn definitieve afscheid, ik keek nog in de spiegels, draaide mijn hoofd even naar de bergen om en mompelde "Vaarwel, Portugal, het ga je goed!"

Na Zamora volgde Tordesillas en Valladolid, ik volgde eigenlijk gewoon de Douro die in Spanje echter Duero wordt genoemd en sloeg af richting Soria, de plek van de oorsprong van de Duero en eerst door de Romeinen Orio werd genoemd hetwelk de Grieken verbasterden tot Dorius en met een beetje fantasie lees je zowel Soria als Duero in de naam, Soria, waar ik na de middag aan kwam en een stad die ongekende bloei meemaakte en enorm veel Joodse invloed had, tot 1492, toen bij decreet het Oude Volk de omgeving moest verlaten wat groot economisch verval tot gevolg had.

De pelgrims, althans de meesten, dragen een vanuit huis meegenomen steen met zich mee die wordt achtergelaten tussen Astoga en Ponferrada, even na het plaatsje Rabanal, op ruim 1500 meter hoogte, bij Cruz de Ferro, het ijzeren kruis en tevens het hoogste punt van de pelgrimage en men doet dat om zo symbolisch al de in het leven meegedragen verkeerdheden en naargeestigheden, kort gezegt, zonden, daar neer te leggen om dan, ook letterlijk, verlicht verder te gaan.

Laat ik er maar niet te lang over nadenken waar ik, misschien, allemaal voor het laatst ben geweest, maar het geeft wel een vingerwijzing, een verwijzing naar de eindigheid van het ondermaanse bestaan dat zonder verwachting mij zinloos het overbodig voorkomt: waarom zien de mensen al het moois dat ze zien als bij hun verscheiden opeens alles verdwenen is, nog afgezien van alle kennis die dan zo verloren zou gaan.

Daar dachten die volgelingen wel anders over toen ze de onthoofde Jakobus begroeven alsmede de meeste pelgrimgangers van wie ik er deze week nog met een paar in gesprek ben geweest, en ach, je gelooft het of je gelooft het niet, geloven blijft het, ook in het niet.

Na Soria, maar ook daarvoor, rijdt je regelmatig op 1.000 meter hoogte, het landschap heeft veel weg van een maanlandschap (hoewel ik daar eigenlijk nooit goederen op vervoerde), het is meteen de grens tussen Castiliè en Aragón, en pas tegen de tijd dat je Zaragoza nadert daal je af naar de bedding van de Ebro, een naam die mij altijd doet denken aan het kleine vrachtwagentje dat ik toen reed, toen ik, lang geleden, voor disteleerderij Van Zuylenkom uit de Westersraat te Amsterdam met een Ebro de sterke drankjes in het land rond bracht.

Zaragoza ligt eigenlijk in een woestijnachtig landschap, in een enorme vlakte en bij helder weer zijn in het noorden contouren van bergen zichtbaar, die kant ging ik ook op, Huesca, wilde nog verder en verder, maar helaas, de rij-tijd raakte op en noodzakelijkerwijs moest ik stoppen, maar vanwege de vrijdagavond bleek alles waar ik langs reed dicht en verlaten, tot even voorbij Barbasto waar ik de truck op een beboste parkeerplaats kwijt kon en ook in het aangelegen restaurant lekker kon eten.


Een lang verhaal, deze keer, maar t' is ook een lange rit voor mij, deze week, éénmalig wellicht en wat dat betreft lijkt deze tocht op de gang die de bedevaartreizigers maken, want ik kan me nauwelijks voorstellen dat er aardlingen zijn die meerdere malen naar Santiago de Compostella zijn gewandeld.

Aldus schreef ome Willem.
---

vrijdag 25 mei 2012

Eindeloos.

Midden Spanje, op weg naar Soria.

---

Aldealpozo.

Puerto del Madero.
---

Geweren.

Die kun je hier gewoon in de supermarkt kopen.

---

Portugal.

Een lange tijd hebben ze hier de scepter gezwaait, het zogenaamde Huis van Bragança en dat kon ook makkelijk, hier, zo afgelegen en rondom omzoomd door bergen. Het is daar waar ik sta, het oude stadje, warm, dik over de dertig, hoog boven mij zie ik een kleine maanschil en om mij heen het eeuwige nachtgezang van krekels.

Vanmorgen weg, bij het krieken, een uur of half zeven, en meteen een enorme lange klim tot over 1200 meter en stijl; ik kwam soms de dertig niet te boven en ook naar beneden toe bleef het stijl. En daarna wéér en en weer eentje, het ging de hele dag zp door en mijn gemiddelde bleef onder de 45 km per uur steken.

De bergen, ze leken wel van goud, bekleed met gele brem en soms met volop bloeiende paarse heide en zo kwam ik eerst in Vila Real, reed de col d Espinho over en via Amarante kwam ik in Volongo, het eerste en enige losadres deze week. Helaas bleek het adres niet geheel in orde en moest ik, bij nader inzien, een vijftiental kilometers terug om van de handel af te komen, maar weer met klim op, klim af, die Portugezen kunnen er wat van als het steile hellingen betreft.

Dat bleek ook bij het terugladen, dat midden in het oude Porto geschiedde, via nauwe, steilde straatjes bereikte ik de oever van de Douro, pal onderaan de brug die Ingenieur Eiffel ontwierp en die dezelfde constructie heeft als de Parijse toren, langs de kade en dan weer een stuk stijl naar boven waar ik in een eeuwenoude hal mijn spullen in ontvangst nam.

En toen weer terug, zeulend met de zware vracht door Porto, of eigenlijk gene zijde van Porto, Vila de la Gaia, op weg naar Spanje, en weer via Amarante, over eerst een stukje snelweg en, oh, ja, ook zo grappig. Blijken er hier twee tolsystemen naast elkaar te bestaan: één met, zoals ik gisteren omschreef, alleen een elektronisch "kastje" dat je in de auto meeneemt en één met de bekende tolpoortjes waar je een kaartje trekt om aan het einde daarmee af te rekenen en dit laatste systeem betrof het traject Porto- Amarante.

Van Via Real verder naar het oosten, maar Spanje bereikte ik niet meer en in de avonduren kwam ik, alweer na het rijden van enorme lange en pittige hellingen, aan, hier, in Bragança, waar ik na een eenvoudige maar voedzame maaltijd de stuurhut weer op zocht en al schrijvend bijna in slaap viel waardoor dit bericht wat later af kwam dan gewoonlijk.

Het zal waarschijnlijk de Madeira geweest zijn, het enige glaasje wat ik tijdens het eten dronk, dat mij zo snel naar de slaap voerde. Of ik was gewoon erg moe, dat kan natuurlijk ook.

Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 24 mei 2012

Vila Nova de Gaia.

Brug bij Porto over de Douro.

---

De ñ

Één Europa, en één munteenheid, laat me toch niet lachen! Sinds de tijd dat de regeringsleiders van de diverse lidstaten vanwege gevreesd kiezersverlies geen nóg hogere BTW-tariefen meer durven opleggen, vond men de opeens de truc de truck als nieuwe melkkoe te exploiteren, tolheffing, iedereen blij, die heffing op die vervelende wegreuzen, maar inmiddels is die tol-prijs allang doorberekend in de producten die u en ik kopen en daarover wordt natuurlijk weer fraai BTW over geheven: consument dubbel gepakt en ze juicht ook nog, wat wil je als politicus nog meer!!

De weg was lang, eindeloos leek het, vanuit het oude koninkrijk Aragón eerst langs Iruña (Pamplona) en dan Logroño en steeds als ik die namen zie met een ñ, -spreek uit nj- zie ik altijd in gedachten een kleine donkergebruinde Spanjaard voor me, zo eentje met een door het buiten werken gelooide kop, eentje met net zo'n snor als er op die n staat,
die met een donkere, door te veel Ducados kapotgerookte stem, de lippen enigszins tuitent, grijze snor oprekkend, de naam uitspreekt: Logroño.

En nu heeft het inmiddels bijna elk land behaagt de truck als reuzenmelkkoe uit te buiten, vermoeddelijk mede in opdracht, danwel uit noodzaak, vanwege rupsje nooitgenoeg, gevestigt in Brussel, want die opgevoerde schijnvoorstelling van de Unie kost natuurlijk poen. Veel, té veel poen!

Zowaar, hoog op de Sierra de Damanda lag nog sneeuw, raven wiekend in glijvlucht en soms een enorme adelaar kringelend door de lucht en het zomers zo uitgedroogde Castilië lag er prachtig groen bij terwijl de wegen omzoomd werden door gele brem en koolzaad met daartussen rode papaver en zo passeerde ik Burgos en Palencia vanwaar ik de weg op ging naar Benevente.

Sommige chauffeurs plakken ze daadwerkelijk allemaal op het voorraam, het tolkastje voor Duitsland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk en Tsjechië waardoor en het zogenaamde boerka-effect ontstaat: de dubbele moraal van Europa, veiligheid; niets mag op de voorruit, tenzij het poen oplevert.

De weg naar Benevente, vlak, vrijwel kaarsrecht, hier en daar door een puebla en door onafzienbare ontgonnen landerijen, ik stel me voor dat Kansas en Montana er ook zo uit zien, ik kwam twee collega's tegen en ook het personenverkeer was minimaal, de zon scheen heerlijk en in de verste verte dreven wat ijswitte wolken.

Vanaf Benevento nog eens door, richting Vigo, honderd en zestig kilometer lang, de natuur werd steeds ruwer, de onontgonnen hellingen en vlakten stonden vol met steeneiken en dergelijke weerbarstige heesters, wit schilderverdriet, gele bloemen, vermoedelijk muur, maar ook paarse distels kleurden de omgeving en hier en daar een heus papaverveld, een weg dwars door een streek waar ooit de Romeinen, eeuwen geleden, er goudmijnen op na hielden, een weg met vreselijke hellingen, vooral als je ruim veertig ton bent, tot aan Verin waar ik links af sloeg om naar het enige land op het Europese vaste land te rijden dat in zijn geheel op het westelijk halfrond ligt vanuitgaande dat die onjuiste bol-theorie zou kloppen, het land waar ik bijna op de kop af veertig jaar geleden voor het laatst ben geweest, het land wat toen nog de grootste koloniale mogenheid was (Mozambique en Angola) en dat niet lang na mijn vertrek destijds getroffen werd door een anjerrevolutie en dan hoef ik nu niet meer te vertellen dat het land waar ik binnenreed natuurlijk Portugal was, de naam vermoedelijk afkomstig van de "poort" van de "Galliërs", maar daar zijn wat meningen over verdeeld.

Veertig kilometer was ik het land binnen, ik had het eigenlijk al gezien aan de stellages boven de weg, zogenaamde tolpoorten zoals je ze ziet in Oostenrijk en Tsjechië, maar ik wist van niets.
Navraag leerde dat ook in Portugal de tol wordt geheven, sinds kort, maar daarvoor moest ik wel een nergens verkrijgbare tolkast kopen, wéér een tolkast, de zoveelste!

Één Europa en elk land houdt er zijn eigen tolkastje op na, gek zijn ze geworden, maar zeker als blijkt dat die kastjes niet eens verkrijgbaar zijn zoals hier!

Nog even denk ik terug, aan de goudmijnen op de grens van Castilië en Galicië, de geschiedschrijver Plinius verhaalt er van, van de methode tot ontginnen door met de kracht van rivierwater de grond uit de mijnen te blazen, van mijnwerkers die soms jaren niet bovengronds kwamen, een ARBO-dienst had je toen niet.

Morgen maar gewoon verder, zonder tolkast maar, want om nu de handel maar terug te brengen is ook weer zowat.

Het valt me trouwens op dat sinds ik dit land binnenreed geen enkele ñ meer zag. Zouden ze die hier niet hebben?


Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 22 mei 2012

De stromenstem.

De meesten ontstaan hoog in de bergen, twinkelend, fris en vol beweging en na verloop worden ze groter en groter, vol leven, algen, waterspinnetjes, amfibieën en vissen, vooral veel vissen.

Al vroeg snorde ik Poitiers voorbij, op weg naar Angolême, de N 10 was nog stil en juist toen het verkeer op gang kwam verliet ik de N-weg om af te slaan naar een meer rustiger weg, via Chalais naar Libourne.

Vol leven, bruisend van leven, en van het water dat eenmaal is gepasseerd kan geen druppel het meer over doen; eenmaal voorbij is definitief voorbij, zoals bij ieder mens: geen uur kan hij over doen, zelfs geen minuut.

Eerst over de Dordogne, dan nog een hoogte over bij Sauveterre en dan zakt de weg weer af terwijl er dan een prachtige blik over de vallei van de Girone wordt gegund; bij Langon de rivier over en dan de eeuwig zingende bossen in, richting Pau.

Eens, lang geleden, voer ik als één van de weinige stervelingen met een bood op zee die reeds lang gestorven was, de zee tussen Jordanië en Israël, de dode zee, een zee die jaarlijks verder sterft, een zee zonder enig leven, waar geen vis in zwemt, zelfs geen zoute haring, zinloos, daar, op de diepste plek op aarde, haar ingewand.

Hoe dichter ik bij de Pyreneeën kwam, hoe dikker het wolkendek werd en bij Pau zag ik, of beter, zag ik juist niet de bergen die in een enorm wolkendek gehuld waren en tijdens de opmars naar de hoogte stroomde de regen onverzadigbaar neer terwijl beken en rivieren kolkend het water naar lager gelegen gebieden probeerden af te voeren.

Er zijn nu eenmaal rivieren die zo eindigen, zoals de Jordaan eindigt, roemloos, in een dode zee, de reis lijkt tevergeefs geweest, t' zijn doodsjordanen, maar andere rivieren worden breder en breder en na verloop van tijd worden ze bedaarder, stromen geruisloos door steden, met uiterste schoonheid, men kan zich er in spiegelen, ja, ze spiegelen kilometers oevers, bomen, bloemen, bergen en bruggen.

Achteraf bleek het alleen aan de Franse kant te regenen, want toen ik aan gene zijde van de bergrug was brak al snel de zon door, niet lang daarna stond ik in Jaca, een eeuwenoud stadje met een eeuwenoude, ik schat tiende of elfde eeuw, Romaanse kathedraal terwijl Jaca ongeveer het eerste stadje in Spanje is dat pelgrimsreizigers op weg naar Santiago aandoen.

Zoals de Douro, de Gironde en de Dordogne, ze worden steeds bezadigder, vol van water, vol met leven en tot slot eindigen zij hun bestaan in de ontzagwekkende zee, worden opgenomen en gedragen door de golven, vieren een dol fijn feest met haringen, haaien en dolfijnen, ze zijn op weg geweest, zinvol, vraag het de rivier en luister onder haar stromen naar het antwoord!

Mens! Heengaande, ongedurige en onderweg zijnde mens, waar gaat u, waar wilt u heen? Zegt de stem van het water u dan niets? De stem van de stroom?

Quo vadis, aqua vadis?

In de groene kabien buig ik mij alweer geruime tijd over een nieuwe driezet, pijnig mijn brein langdurig, zoek naar de sleutel, gaap, ik krijg slaap en aan de hemel staat heldere sterren die mij uitnodigen tot zachte rust.

Aldus schreef ome Willem.
---

Jaca.

Centrum van het stadje.

---

Lescun.

Bar en boos in de Pyreneeën.
---

Captieux.

Lange eindeloze rechte wegen in La Landes.

---

Saint-Macaire.

Gironde.

---

Landschap.

Met typisch wolkenmassief, tussen de Dordogne en de Gironde.

---

Mouthiers-sur-Boëme.

Op weg naar Libourne, over een weg die veel lijkt op vroegere weg naar Bordeaux.
---

Chalais.

de smalle straatjes van het oude dorpje.
---

maandag 21 mei 2012

De mensrivier.

Onderweg, de mens is altijd maar onderweg, onderweg, maar waarheen?

De hele dag regende het onafgebroken, het regent nog steeds en in mijn stuurhut dacht en doordacht ik dit onderweg zijn terwijl ik mij gelijktijdig wierp op een driezet met weinig stukken, héél weinig stukken, en dat zijn vaak de mooiste, de moeilijkste ook.

Het zat trouwens ook flink tegen vandaag, eerst al vanmorgen vroeg, net voor Gent, waar om half zeven ruim tien kilometer file stond, drie keer drie rijen dik, maar die wist ik te omzeilen door er reeds bij Lokeren af te gaan.

Uiteindelijk verdwijnt het regenwater, in de grond, en veel water zal zich dan tot stroompjes vormen, en stroompjes tot rivieren, het water onderweg, onderweg, maar waarheen dan toch?

En toen, rond de middag, reeds vóór Parijs, was het ook weer feest, en hoewel ik het allerergste kon ontrijden liep ik bij elkaar over de hele dag toch wel een uur vertraging op.

Voor de liefhebber, ze is zo simpel ingewikkeld, wit: Koning op c2, paarden op c7 en e5 en een dame op h6. Zwart: Koning op c5 en een pion op c6, opdracht: wit geeft mat in drie zetten en als je het niet weet kost het je uren, zoniet dagen, maar dan....

Onderweg, de rivieren, ze blijven maar stromen, net zoals mensen, altijd maar weer naar hier, dan weer naar daar, we zijn onderwegmensen geworden, leven van reis tot reis maar voort, vliegen, rijden, maar ook te voet

De reis deze week voert voor een groot deel langs een pelgrimsreis, op de route hier kom ik ze wel eens tegen, in sommige cafétjes langs de wandelroute, pelgrimgangers, op weg naar Santiago

Laat op de avond onwar ik de opgave, ongewoon en onverwachts, kijk naar de stelling op het bord, zie de lijnen, ben gefascineerd door de ondoorgrondelijkheid van de eenvoud er van en vol verwondering staar ik minuten lang naar de gevonden oplossing dat de allure heeft van een indrukwekkend natuurverschijnsel en dat is het eigenlijk ook: een wiskundig natuurverschijnsel.

Parijs liet ik in wanorde achter mij en via Trappes en Rambouillet, Chartres en Vendôme, de N 10, passeerde ik Tours, en steeds maar die regen, de rivieren wassen.

Rivieren als metafoor voor de mensen, voort, voort, maar waarheen?
Tenslotte bestaat ook de mens grotendeels uit water.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 19 mei 2012

Hoogbelgisch.

Een hele dag vertoeft in de Ardennen, begonnen in Prüm en daarna via Dasburg naar Clerveaux waar een oud kerkje in romaanse stijl staat.

En daarna via-via, naar Lommertsweiler, Sankt-Vith, we kwamen een hellinkje tegen van ruim 21 %, geen sinecure als je dat per rijwiel op moet.
In de middag ging de reis over de Hoge Venen, langs de oorsprong van de Roer bij het Signaal van Botrange, vanaf de eerste wereldoorlog Belgisch en hu het hoogste punt van dit koninkrijk, terwijl voor die tijd Baraque Michel Belgisch hoogste top was, een oord trouwens waar we ook nog langs kwamen en alhier gesticht omdat ene Michel Schmit er tijdens een doorreis verdwaalde en de belofte deed, dat, indien  hij het zou overleven, hij er een herberg zou stichten voor eventueel andere verdwaalde reizigers, nu toch al weer een tweehonderd jaar geleden. 

Vandaar dat deze herbergplek in het Duits Michelshütte genoemd wordt en de plek ligt tegenwoordig aan de doorgaande weg van zuid naar noord om in Eupen te eindigen, een Duitstalig stadje waar weinig over te vertellen valt dan alleen dat het er vol staat met oude kerkgebouwen die de moeite van het bezoeken waard zijn.  

Hier eindigde ook voor de fietser de fietsrit, daarna naar huis en het duurt niet lang meer voordat het weer maandag is, een dag waarop weer een reis begint waarbij ik weer aan het eigenlijke werk ga beginnen: goederen verplaatsen over Europa.   
Tot dan maar weer.

Aldus schreef ome Willem.

---

Eupen.

Duits-Belgien, het eindpunt van de tocht.

---

Ardennen.

Worstelend de heuvels op.
---

vrijdag 18 mei 2012

Hoger.

Hoger, steeds hoger, de mens wil steeds maar hoger.

Aken, Oochen, Aix la Chapelle, Achen, een stad met een fascinerende geschiedenis, misschien wel de eerste Europese hoofdstad, Edith Höllander werd er geboren en Karel de Grote blies hier, eeuwen geleden, in 813 zijn laatste adem uit.

Hier, deze nacht, in de Hoge Eifel, enkele wolken hinderen het gezicht op de sterren, maar zie ik niet Jupiter in de tweeling? Ik weet het niet, mijmer verder, over Edith, Keizer Karel, Lodewijk de Vrome, de zoon van en over het hoge, de Eiffeltoren bijvoorbeeld.

Een tripje om er weer even in te komen, vanmorgen vertrokken uit Kornelimünster, een piepklein, maar eeuwenoud stadje waar de zoon van, Lodewijk dus, vlak na de dood van de keizer van Paus Cornelius toestemming kreeg een Abdij te stichten.

Achter ons Achen, ooit de zetel van het oude Europese keizerrijk waar de bekende De Grote met despotisme zijn gezag jarenlang heeft gehandhaaft en met zijn dood werden een kleine tien eeuwen afgesloten.

Als begeleider ging ik mee, mijn zoon trok per fiets over bergen, door dalen, langs beken en door bossen, en natuurlijk raakten wij elkaar, volgens traditie, weer voor een uurtje uit het oog.

Zoals na elk tijdperk volgen pas enkele decennia de gevolgen elkaar op, met name tijdens het bewind van Otto de Derde die gelijktijdig met Paus Silvester de Tweede, de eerste Franse paus, grote invloed op de tijd hebben gehad, een geheimzinnige tijd, Otto de derde was met drie jaar al in Aken tot keizer gekroond, Silvester was slechts vier jaar paus, een onrustige tijd, noormannen over Europa. Opstand van Slavische horden, het einde van de duizend eerste jaren, de god van het Avondland stierf en verdween langzaam maar zeker uit het gezichtsveld en sindsdien, (niet eerder!!) Werd een groot deel van Europa volgezet met crucifixen die tot op de dag van vandaag nog overal te zien zijn en dat verklaart wellicht ook waarom er in enkele juist katholieke landen, zoals Italië, geen Hemelvaartsdag wordt gehouden.

We reden door de grensstreek België-Duitsland, door Belgische, desolate dorpjes met niet eens een kroeg, het was voor het eerst sinds Augustus (de maand, niet de keizer) dat Jaïr weer een echte klimrit reed, dus na een dikke honderd kilometer hielden we het voor gezien en bleven rond een uur of vier rondhangen in het stadje Prüm, wachtend op de morgen om nog een afzientochtje te rijden.

Himmelfahrt noemden ze het, zum Himmelfahrt, dat tuig in Auschwitz, als ze de zonen en dochters van het Oude Volk de gaskamers in joegen (en niet allen Joden, ook Zigeuners, anders geaarden) en daaronder ook Edith, Edith Höllander uit Aken, later Edith Frank, moeder van Anne, ook zij ging, januari 1945, "zum ......", 44 jaar, slechts 44 jaar!

Inmiddels is Duitsland veranderd, heeft de donkere dagen achter zich gelaten, in het etablissement te Prüm waar we ons even verpoosden, hingen enkele foto's van de enorme explosie van 1949 waarover ik de laaste keer nog schreef, de avond van Christi Himmelfahrt zoals dat hier op de raampoosters vermeldt staat.

We zijn wederom duizend jaar verder, het rommelt op velerlei fronten en politici, vooral die politici die, koste wat het kost (en dat is veel, té en ondragelijk veel) de "status" willen handhaven lijken ziende blind, als vanouds, zoals elke nieuwe era aanvangt, het zijn de weeen, de kosmos schreeuwt het uit! Oh ja! U hoort het niet?

Uit mijn hotelraam staar ik het duister weer in, denk aan de tijd van voor de ronde wereld, zoals ten tijde van de Keizer, van de Ottoranen, een vleermuis priemt zich door het duister en heeft geen boodschap aan mijn spinsels, ik ga in gedachten terug naar de tijd van het ontstaan, het ontstaan van de "fahrt".

Toen de Mensenzoon sprak met een grote groep volgelingen en getuigen, ergens ver weg in een afgelegen streek met de naam Galilea, en daarna ten hemel opsteeg, hoger, steeds hoger om, net zoals wolken mij nu het gezicht op de hemellichamen ontnemen, uit zicht te verdwijnen.

En dit is wellicht het beste bewijs dat pleit tegen een ronde aarde.

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 16 mei 2012

De zon.

Die doorbreekt.

---

Woudenberg.

Door het woud bij Woudenberg.
---

Amsterdam.

Gespot. Een transpor"tje".
---

Munshausen.

Noord Luxemburg, koud en guur, de hagelbuien zijn onderweg.

---

Even na Dasburg

Omhoog, naar Wemperhard.
---

De wolkeneter

De meesten hebben er een hekel aan, maar ik houd er wel van, van een flinke regenbui als je in het bos aan het fietsen bent.

Een beetje abrupt einde, afgelopen donderdag, maar ja, thuisgekomen vanuit de Chablis vond ik te weinig tijd iets zinnigs aan de meel toe te vertrouwen, maar het laatste deel verliep tamelijk vlekkeloos. Nadat ik bij alweer een uiterst vriendelijke wijnboer nog wat lekkers afhaalde was het via een alweer verschrikkelijke mooie weg naar een adresje in de Champagnestreek, vlak bij Bar sur Seine, dus kwam ik langs Tonnere en vandaar over een route die ik nog niet eerder reed; prachtig en stil was, ik genoot met volle teugen.

En via Bar sur Seine ouderwets, over Brienne le Chateau, Vitry le François en Vouziers weer naar huis.

Over de afgelopen dagen valt weinig te schrijven: eerst in Amsterdam geladen voor Wesel en Essen, dus het werd een uitstapje rond huis, al was het laatste deeltje nog het aardigst.

Toen ik in dinsdagmorgen in Essen leeg was, kon ik nog wat op gaan halen in Pronsfeld, vlak bij het kleine stadje Prüm, een stadje dat in 1949 bijna geheel in de lucht vloog toen men daar wat ongebruikte oorlogsmunitie aan het opruimen was.

Dus; Keulen voorbij, Euskirchen de weg op naar Trier en daarna, even voorbij Prüm, geladen en toen de weg uit, over Dasburg (een klein stadje mer ongeveer 300 inwoners en dat ooit door één of andere hertog werd geveild) en via Clerveaux weer naar huis en wie voornoemde weg kent, weet, dat het daar, in de "hohe Eifel" goed toeven is, al zat het weer niet mee: afgrijselijke hagelbuien en naargeestig koud, net an vier, vijf graden.

Vanmorgen bracht ik hem weg, het Dafje, naar de zaak, want voor de rest van de week ga ik wat anders doen dan in grote getale goederen verplaatsen.

Nog voor tienen fietste ik door de bossen tussen Hilversum en Austerlitz, in gezelschap van flinke en wederkerende regenbuien, maar verder fietste er niemand. Een enkele kraai kruiste zo nu en dan mijn bospad en het enige nare aan het gure weer was de kou die mijn handen deed verkleumen.
In de laatste paar kilometers brak de zon door, wat bleek, maar genoeg om wat te warmen, maar ze was er, omringt en omzoomd door wolligdikke wolken, hier en daar met donderkoppen die onluisterend en wolkschuddend naar mij staarden, naar mij, doorweekt, natte baard en bol, maar ook met glimlach. Ja, ik smul graag van de regenwolken, ik lust ze rauw.

Aldus schreef ome Willem
---

zondag 13 mei 2012

Afgelopen week in beeld.

Prachtige kleuren.
vergezichten
En zelfs een molentje, Mige.
grappige dorpjes
Vreemde gebouwen,
En de seine, in Bar sur Seine.
Hier nog een muurschildering In de verte Breisach, er voor een tolhuis, de plek waar de foto werd genomen.
De burcht in Breisach.
De Saône bij Macon.
In de verte: Macon.
velden met boterbloemen.
Irancy, daar beneden.
Mussy-sur-Seine, waar de seine begint.
Maastricht, waar ik Nederland weer binnenkwam. Rechts het oude, verwaarloosde gebouw van de eens zo roemrijke Sfinx.

vrijdag 11 mei 2012

De walgwijn.

De pallet wijn stond al weken gereed, stond gewoon op voorraad eigenlijk, maar ja, voor vrijdag besteld betekend hier in Frankrijk vrijdag laden. Soms.

Het adres, ik was er wel meer geweest, ik haalde er Zuid-Afrikaanse wijn op. Jawel, u leest het goed, er mankeert net zoveel aan uw ogen als aan mijn geheugen: Zuid-Afrikaanse wijn, maar ook Argentijnse, Chileense, het stond er allemaal, echt!

Door heel Frankrijk heen bevinden zich handelaren, wijnhandelaren, die wijn in- en verkopen louter voor de handel, in het algemeen een ondrinkbaar goedje dat door en op folders wordt aangeprezen en voornamelijk een -te- lage prijs als lokkertje misbruiken om zo van hun chemicaliën af te komen.

Het ging dus om een administratieve handeling voordat ik de pallet in het voertuig had, en daarna duurde het nog anderhalf uur voordat de begeleidende papieren gereed waren en volgens de kantoormevrouw mocht ik nog blij zijn dat ik het goedje al een dag eerder mee kreeg.

Het betrof een pallet Chablis, een wijnsoort niet van "hier", maar van enkele honderden kilometers verderop, handelwijn, in het algemeen niet lekker, maar goedkoop; bij het bedrijf waar ik was stonden dan ook voertuigen uit Litouwen, Polen en Hongaren, landen waar men, buiten Engeland en Nederland, de rommel nog kan slijten.
De meeste wijn staat immers stijf van de additatieven, vooral sulfiet, het stinkt er vaak naar, men brengt het kunstmatig op een smaak die men denkt te verkopen, maar met wijn heeft het niet veel meer te maken en zal door een importeur met echte smaak zeker niet naar Nederland worden gehaald.

En dan nog zo'n adres, eigenlijk lachwekkend als het niet zo ernstig was, een voertuig 24 uur vasthouden voor administratie van één enkele pallet, het maakt de wijn nog viezer dan ze in werkelijkheid al is, walgwijn, je gaat er van over je nek en is de naam gootsteenonstopper niet eens waard.

Met de pallet handelschablis vertrok ik via een ophaaladres in Decize richting, oh welk een ironie, naar de streek vanwaar de pallet, als het goed is, vandaan zou moeten komen, dus via Saint Saulge, door een streek met velden en akkers vol boterbloemen, opschietend graan, tarwe, gerst, spelt en witte koeien, naar Clamency, via Coulanges en Irancy naar Chitry om wat lekkers op te halen, nu wel ja, ik probeerde er even, noordelijke Bourgogne, Pinot-noir, licht, verrukkelijk en het is eigenaardig, maar hoe aardiger de mensen, hoe beter vaak de wijn, zoiets als van hoe je zelf bent zo wordt ook mijn wijn.

Daarna nog een stukje verder, stopte aan de rand van de Chablis, Pontigny, met de wetenschap dat ik morgen wellicht weer echte wijn, wijn die je in ieder geval kunt drinken, op ga halen, wellicht een goede chablis.

Voor in de kop staat nog altijd de "chablis" uit Macon, de rommel van een handelaar die weet het onverkoopbare nog te verkopen en dat is ook wel een kunst. Maar dat neemt niet weg dat het walgwijn blijft en over de import van die wansmaak wil ik wel twisten.

Aldus schreef ome Willem.

---

donderdag 10 mei 2012

Onstuimig.

Een prachtig weersverschijnsel.

Boterbloemen.

Weer ander geel.

Saint-Laurent-sur-Saône.

De brug naar Macon.

het eenzaamlicht.

Geloof aan mijzelf is één van mijn voornaamste kenmerken, een noodzakelijke voorwaarde, noodzakelijk wil ik niet aan miskenning en tegenwerking ten gronde gaan, want ik ben een tragedie op zichzelf.

De reis loopt aardig in de soep, om het zo maar eens te zeggen, want hoewel ik vanmorgen vroeg vertrok, de lading voor de afgesproken tijd kwijt was, blijkt geen enkele terugvracht klaar te zijn. Mislukte planning dus, maar het geeft mij tijd om de omgeving te verkennen, mijn gedachten weer eens de vrije loop te laten.

Uit te steken boven anderen is eigenlijk alleen benijdenswaardig in de ogen van die daaronder zwalken, want die kennen niet het gevoel van de eenzaamheid, van het leed van de verlatenheid van de eenzame, de weemoedige smart van het niet-begrepen-worden.

De weg Besançon-Bourg en Bresse lag er weer schitterend bij, het had geregend, de flora liet zich van zijn beste kanten zien, bloeiende lagestumia's, kastanje's in diverse kleuren, akkers en velden met boterbloemen, de paardenbloemen zijn hier reeds pluizenbolletjes geworden, paarse scabiosa, veldlelie's.

Strijd. Strijd om erkenning, het vechten tegen twijfel, tegen allerdaagse sleur die mij wil beletten op te stijgen. Scheppingsdrang vreet en woed in mij zonder ophouden, gunt mij geen enkele rust, sloopt en verteert mij en het zweept mij voortdurend op, van minuut naar minuut, van uur naar het volgende uur.
In de middag zette ik het Dafje stil, een tien kilometer voor Macon, een eeuwenoud stadje en ik trok er met het rijwiel op uit, eerst de Saône over en via lommerijke landerijen bereikte ik Saint Laurent, dat eigenlijk op een eiland in de rivier ligt en met een prachtige oude brug met Macon verbonden is.

Men noemt het een voorrecht, spreken soms van zegen van boven, maar wie, ja wie, begrijpt in plaats van benijdt? Met verbaasde ogen ziet men, leest men, luistert, rekken de hals en vragen zich af hoe het mogelijk is dat één iemand dit alles heeft kunnen voortbrengen.

De winkelstraten van het oude stadje bleken pover, er schelde een naargeestige, door luidsprekers voortgebrachte, "pop"-muziek door de wandelstraten waarmee het publiek vergiftigd werd, je zág het aan ze, de stierstoere mannen die uit de massa wilde breken, de vrouwen en meisjes gefocust op niet bestaande eeuwige jeugd, gegrepen door de modegod die hun wijs maakt dat ze hun schoonheid moeten en kunnen handhaven, schoonheid jegens mensen die ze niet eens kennen, waarvan ze niet eens houden, een bizar schouwspel en ik besloot te vluchten, vluchten, en liet die arme Fransen gehoorvergiftigt achter.

Maar ach, wie voelt de pijn, de ziellepijn die aan al dat schrijven kleeft, het gemoed dat brak door emotie, wie snapt de weemoed en de achtergedachten van de immer voortschrijdende drang die dit alles deed geboren worden?

Even buiten Macon bezocht ik een immense supermarkt, oerlelijk, zeker, en rondom een enorm, evenzo wanstaltig, winkelcentrum, opgetrokken uit strak grijs metaal en alles leek op elkaar, gevolgen van misarchitectuur, de fout van de koopeeuw waarin bezit, heb en kopen een religie werd.

Scheppen is voortbrengen, baren in nood, smart en pijn om daarmee uiting te geven aan al wat inwendig woelt, leeft, brand, zingt en vecht, het kennen en weten van de openbaring, het bewust zijn van zegen en vloek, van de Hogerhand.

Nadat ik wat fruit en schapenyoghurt had gekocht, snorde ik terug naar het Dafje, de avond taande reeds, de zon wierp lange schaduwen, de avond is nog immer zwoel en ik peins verder, hoor woorden en klanken, inzicht en diepte overvalt mij, voel mysterie, voel het niet alleen, maar zie het, doorgrond het, sta binnen, zie en doorgrond datgene waar anderen staan voor een zevenvoudig gesloten poort.

Dat is geen geluk, nee, dat is geen geluk, maar leed, diep pijnvol leed, het doorgeven van het geven, het sloopt mij, het kennen maakt mij eenzaam en in mijn eenzaamheid ben ik een brandpunt waarin het gevoel van allen samenvloeit, van allen, hoog en laag, groot en klein.

Wie is het toch, die de woorden met mijn handen, met mijn gedachten, ja, met inzicht schrijft?

Hoog, stijg toch hoog, eenzaam hoog, als Icaris, zo hoog, om vandaar het licht over allen te verspreiden.


Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 8 mei 2012

De Rijn.

Met knobbelzwanen.

Gevangentoren.

Hier zat Peter, vlak voor zijn executie, gevangen. Rechts mijn rijwiel.

Breisach am Rhein.

De Paulownia, Keizersboom met Paarse klokbloemen. Let er op, er zit -nog- geen blad aan.

Breisach am Rhein.

De muurschildering waarop Peter Hagenbach naar het hakblok wordt gevoerd.

De stilzang

Een lange recht stuk dijk strekte zich voor mij uit en met de grote molen duwde ik het rijwiel vooruit terwijl links van mij nors kijkende knobbelzwanen dreven die meewarig stoïcijns naar mij keken terwijl ze, zo vermoedde ik, zich afvroegen wat er nu weer voorbij kwam.

Vogels maken de mooiste muziek, vladderen lustig heen en weer, enkele, zoals de grote roofvogels, kijken vorstelijk, verheven maar zwanen, alleen zwanen, en vooral knobbelzwanen, kijken nors, boos en ernstig.


Nee, gisteren was er te weinig te melden. Nou ja, ik was even met een dagvrachtje onderweg naar Londerzeel, halverwege Brussel en Antwerpen en in de middag had ik even boven Apeldoorn de kar weer vol met spullen voor Frankrijk, het land dat vandaag een opstakel vormde omdat er op 8 mei in dat gebied, en alleen in dát gebied, weer eens een vrije dag is waardoor we er niet mogen rijden.

Zo vertrok ik vanmorgen uit de stad met twee namen, Luik en Liège, dat in het Waals vòòr 1963 Liége heette en geboortestad is van de "Franse" componist Cesar Frank (die daar overigens in een Nederlandse tijd werd geboren) en van de "Amsterdamse" schilder Gérard de Lairesse die de Nederlandse taal nauwelijks machtig was en zelfs een tijdje in de lik zat omdat hij in Amsterdam in het openbaar Frans sprak wat een tijdje strafbaar is geweest.

Via allerlei prachtige wegen snorde ik langs de Franse grens, afzakkend via Karlsruhe langs de Rijn naar het zuiden, zodat ik morgenvroeg Frankrijk dichter bij de losplek kan inrijden en zo leidt een vrije dag in Frankrijk tot een hogere belasting van het milieu; lang leve het verenigd Europa waar elk land maar een beetje aanmoddert zonder zich af te vragen waar dit allemaal toe leidt: ik heb er mee leren leven.

Breisach, een klein oud stadje aan de Rijn werd de plek waar ik de morgen af wacht, morgen wanneer Frankrijk weer toegankelijk wordt en halverwege de middag vond ik tijd er fietsend op uit te trekken, ik snorde de kleine heuvel op, een zeer steile helling, hijgend kwam ik boven en al rondkijkend leerde ik een deel van de geschiedenis van het stadje, zoals dat van de Bourgondische landvoogd Peter Hagenbach die hier een poosje de lakens uit mocht delen, maar die morgen 9 mei, vanwege de één of andere vage aanklacht, op de kop af 597 jaar geleden in dit stadje werd onthoofd en terwijl ik rondsnorde ontwaarde ik op een gevel een muurschildering van de naderende onthoofding door de beul van Colmar.
Boven, naast het slot, een boom met prachtige bloemen, even dacht ik dat het een sering was, maar toen ik zag dat er geen bladeren aan zaten en nog eens goed keek, zag ik dat het een zogenaamde Keizersboom was.


Later in de middag toerde ik wat rond langs de bezwaande Rijn, kwam langs Sasbach, Bischoffingen en fietste door een prachtig bos, prachtig, voornamelijk vanwege de enorme verscheidenheid van vogelgeluiden, het was zo mooi dat ik er en kwartier muisstil naar heb staan te luisteren: zelfs Beethoven had hier een puntje aan kunnen zuigen.
Inmiddels begon het vanuit de grijze lucht een beetje te regenen, en ik houd van regen; in de hele omgeving zag ik op diverse plaatsen de prachtige keizersboom bloeien, de keizersboom die zijn naam dankt aan een Nederlandse koningin van Russische afkomst, de wetenschappelijke naam is immers Paulownia Tomentosa, vernoemd naar Anna Paulowna, echtgenote van Koning Willem de Tweede en die helemaal idolaat was van de klokvormige bloemen.

Zes à zeven kilometer voordat ik weer terug was in Breisach hield het op met zachtjes regenen, ik trotseerde een heuse stortvloed en gelukkig had ik uit voorzorg de Zwarte Bes met plastic omwikkeld zodat die tenminste droog zou blijven.

Opeens hield de regen op, net zo opeens begon het enorm te waaien, wind tegen, mijn doorweekte kleding werd bijna sneller droog dan dat het door de regen nat werd. Het laatste stuk weg naar Breisach was weer een stukje rijndijk waar nog steeds de norse zwanen ongestoord ronddreven, zwanen stil en ernstig, zonder getwitter, geluid en zang.

Nee, zwanen maken doorgaans geen geluid. Zelfs hun zwanenzang hoor je niet.

Aldus schreef ome Willem.

---

zaterdag 5 mei 2012

Reisindruk afgelopen week.

Aankomst in Tsjechië, Buchlovice.
Mist tussen de bomen, bij Seč.
Opeens rijd ik tussen de markt, in Bernartice.
Uherské Hradiště.
Uherské Hradiště.
Uherské Hradiště, fietsbruggetje.
Uherské Hradiště, waar ze kunst, volklore en chemie hebben samengevoegd.
Pools stadje, Głubczyce.
Głubczyce.
Głogówek.
Intocht in Kraków.
Skawina.
Oświęcim (Auschwitz), Hier een oude fabriek......
Oświęcim (Auschwitz), ingang Birkenau
Oświęcim (Auschwitz)
Oświęcim (Auschwitz)
Oświęcim (Auschwitz)
Oświęcim (Auschwitz)
Oświęcim (Auschwitz), Is al het prikkeldraad inderdaad nog "origineel"?
Oświęcim (Auschwitz), het andere "lager".
De andere dag, de tegenstelling, prachtig, die kijk op de sneeuw vanuit Bruntál.
Bruntál.
Bruntál, een Tatra met bomen sjokt de berg op.
Bloeiende boterbloemen in Milotice nad Opavou.
Dorpje.
Nog meer sneeuwtoppen, Václavov u Bruntálu.
Holubice, bij Slavkov, monument ter herinnering aan de Slag bij Austerliz.
Avond in Ostrava.
Moravskoslezský Kočov.
Smolnice.
Paardenbloemen.
Op de terugweg, nabij Louny, daarachter het Ertsgebergte.
Uitzicht vanaf het Ertsgebergte.
Grens Oost-west.