Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 31 oktober 2011

De kus.

Genietend van intense herstkleuren en vergezeld van een bijna lente-achtige zon verpoosde ik mij vandaag, fietsend, en kwam ondermeer in Heilbad Heiligenstadt terecht waar zich een oud centrum bevindt, compleet met wandelpromonade. Echter lag die er uiterst verlaten bij, want alle neringdoenden hadden vanwege de feestdag de deuren toe. Één enkele horeca-instelling na, dan, en ik besloot daar een hartversterker te halen.

Binnen gekomen, nestelde ik mij aan een tafeltje en keek in het rond terwijl inmiddels de bestelde versnapering werd neergezet. Bijzonder was de achtergrondmuziek die door het etablissement klonk, zachte pianomuziek van vóór Wagner, muziek voor de ziel dus, uiterst geraffineerd gespeeld waardoor mijn geest wat spiritueel werd bijgevuld

Opeens viel mijn oog op deze grote foto aan de muur, de foto waar ik weer deze foto van maakte en bij het zien van het tafereel vroeg ik, vroeg ik mij af. Die kus, hoe lang geleden is die gegeven? Hoe lang geleden genoten? De kussenden, wie waren zij? En wat was de aanleiding om, juist dáár, te kussen? En waar is het daar?

Het is niet waarschijnlijk dat ze nog leven. Evenmin de omstanders, of wellicht nog een enkeling, maar die zal zich niets meer van die kus herinneren. Zelfs de fotograaf van de kus zal er, hoogstwaarschijnlijk, niet meer zijn.
Zou de kus gevolgen hebben gehad? Of is het bij die ene kus gebleven?

Onderweg.

Langs de rivier de Fulda, met de allerprachtigste herfstkleuren.

De tijden.

Het was nacht. De barensweëen waren reeds begonnen en het zou niet lang duren eer het nieuwe leven zich zou aandienen.
Een vreemde, surrealistische, dag vandaag, met een desolaat tintje, want in Duitsland is rond deze tijd iets uiterst eigenaardigs aan de hand.

Een deel van het land viert vandaag het feit dat op 31 oktober 1517 een jonge monnik een epistel met daarop 95 "stellingen" op de deur van de slotkapel te Wittenburg spijkerde, stellingen, die wantoestanden binnen de Roomse kerk aan de kaak stelden en die een dermate grote invloed hebben gehad dat daaruit uiteindelijk de protestantse kerken uit voort zijn gekomen. Welnu, en daarom, omdat die Maarten Luther (want zo heette die monnik) dát gedaan heeft is er in een deel van Duitsland nu een rijverbod voor Vrachtverkeer, in onder meer Saksen, Saksen-Anhalt en Thüringen en na te zijn vertrokken uit Nederland ben ik via Dortmund en Kassel aangekomen in laatstgenoemde deelstaat. Eigenlijk met een overtreding, maar ja, je moet wat.

Afgelopen zondagmorgen, zes minuten voor drie, kondigde zich het nieuwe leven aan, een klein kereltje was geboren, maar o wee, het bleek de eerste van een tweeling te zijn!

Het idiote is namelijk, dat morgen in de andere deelstaten, onder meer Beieren, Saarland en zo, een andere feestdag, het door ene Gregorius de zoveelste rond 850 ingestelde zogenoemde allerheiligen, wordt gevierd (trouwens, pas in Nederland rond de jaren '60 afgeschaft) en nu net dáár een rijverbod is. Wil je dus niet noodgedwongen twee dagen stil staan, zul je dus moeten zorgen, dat je de deelstaat, waar het rijverbod gaat gelden, uit bent, maar dan moet je dus een nevendeelstaat inrijden waar een verbod geldt.

Inmiddels ging de wintertijd in, werd de klok van drie naar twee uur terug gezet en niet lang daarna, om zes over twee, werd de tweede van de tweeling geboren waardoor zich toch wel een uiterst merkwaardig fenomeen voordeed. Immers de laatstgeborene werd, in tijd, eerst geboren en bij de eerstgeborene werd een latere tijd genoteerd.

Gelukkig, morgen kan ik vanuit hier legaal verder, niet gehinderd door een rijverbod. Of, toch wel! Nadat ik eerst te Leipzig een adres ga lossen, volgt weer een gebied waar je morgen weer niet in mag.

De namiddag vulde ik met een fietsritje, van Uder via Heiligenstadt naar Leinefelde en weer terug, want fietsen is op zo'n dag toegestaan. Wel vreemd, dat net voor de binnengrens tussen twee deelstaten de winkels gewoon open zijn, maar in het deel waar ik nu verblijf alles stil en verlaten is terwijl alle bedrijvigheid ontbreekt.
Surrealistisch, en inmiddels klimt een kleine wassende maanschil vanachter de heuvels naar boven.

Het blijft allemaal wel erg gecompliceerd, die dagen zo rond de wisseling van zomer naar wintertijd.

Of je nu chauffeur bent of bevalt.

Aldus schreef ome Willem

---

zaterdag 29 oktober 2011

Deze week.

Charleroi.

Waar nog een echt stuk driebaansweg door de stad loopt.

Weidse vlakten.

Midden Frankrijk.

Ook deze week.

Laadadres in Saint Aubin.

De heuvels van de Beaujelais.

Vanaf het westen.

La Clayette.

Leuk optrekje.

Charolles.

Pittoresk.

Simca!

Wie kent dat merk nog? Hier een Aronda.

Morvan.

Deze week:

Kerncentrale bij Biarre aan de Loire.

Deze week:

Dwars door Parijs.

donderdag 27 oktober 2011

Op weg.

Naar Saint Dizier.

---

Najaarsmijmering.

Alweer een schitterend mooie dag vandaag, met weer waar we de afgelopen zomer zo naar hebben gehunkerd. Een overdadige zonneschijn en zelfs wederom werd even de 18 graden aangetikt! Uiterst langzaam zet de herfst zich door, maar het blijkt, dat het merendeel der bomen nog in het blad zit en alleen de populieren aan het kalen zijn.

En meteen ziet men bij bladloze peppels de grote bollen maretak verschijnen die zich in grote getale op de takken hebben verschanst.

Ze hielden woord, vanmorgen, vijf uur lossen, zodat ik al weer vroeg vertrok, eerst naar Belleville, later op zij van Macon, naar La roche en daarna deed ik Saint Aubin aan, midden in de Bourgogne.

Vandaar trok ik door de heuvels, genietend van het schone herfstweer, waarbij ik mij de prangende vraag stelde hoeveel keer, hoeveel jaren, ik nog het herfstseizoen in al zijn diverse hoedanigheden zal beleven. Statistisch gezien, maar ja, wat zeggen statistieken eigenlijk, een slordige tien, vijftien keer nog en het komt mij voor, hoe dichter de laatste keer nadert, hoe intenser ik er van kan genieten.

Onderweg, op de weg via Saulieu en Montbard, Châtillion sur Seine en Bar sur Aube, overviel mij de gedachte dat, zo de wereld mij overleeft (en dat is nog maar de vraag) er een herfstseizoen aankomt waar ik niet meer naar kijk, niet meer meemaak en dat volledig aan mijn waarneming voorbij gaat, tenzij mij vanuit het hiernamaals een blik naar het, dán, danvoormaals wordt gegund en ik op een geheel andere wijze naar al het aards gewoel schouw.

Saint Dizier bereikte ik rond vieren, pakte er nog lading mee en vertrok naar het laatste laadadres te Epernay waar ik thans vlak bij het adres sta geparkeerd. In het voertuig mijmer ik verder, stel mij de herfsten voor die er voor mij waren, de herfst hier toen de eerste mensen zich hier verstigden, een herfst in de middeleeuwen, een herfst uit 1703, ja, zo vele herfsten, en niet één was er gelijk terwijl ze juist allen één ding gemeen hadden.

In elke herfst vielen bladen en liet kale bomen achter en na elke herfst volgde de winter.

Vast ook dit jaar weer.

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 26 oktober 2011

Achterkant.

Van de Beaujelais. Op de heuvels reeds de eerste wijngaarden.

---

Het vergezicht.

Ondanks alle techniek is het niet mogelijk, op geen enkele wijze.

Bij het krieken deed ik nog even dezelfde horecainstelling aan waar ik gisteravond nog zwijgend at en de toog stond vol met divers pluimage, naast chauffeurs, ook loodgieters, betonvlechters, gasfitters en, zo te zien, vertegenwoordigers en andere vreemde vogels.

Na de koffie werd de reis vervolgt, eerst richting Nevers en omdat een deel van de oude nationaal voor vrachtverkeer is verboden, zette ik aan gene zijde van de Loire de reis voort dat voerde langs een bijzonder mooi kanaal, het canal du Loire Latéral, vol met leuke, kleine sluisjes. Even vóór Sancerre reed ik de Loire weer over, op weg naar Narcy en begon zo aan een ferme tocht dwars door de Morvan en weer, over doodstille wegen, prachtige bossen, afgewisseld met paradijsgroene grazige weiden en zo hier en daar een kudde verse runderen

Even na Saint Saulge wiekte een enorme vogel door de zonovergoten lucht, ik dacht een buizerd, maar het kan net zo goed een grote sperwer geweest zijn, en het licht van de zon deed zijn grote grijze vleugels schitteren terwijl het spiedende dier eenzaam hoog over de akkers gleed, net zo eenzaam als ik onder hem de eindeloze wegen afsnorde.

De meest prachtige dorpjes kwam ik door, fascinerende vergezichten streelden mijn ogen, maar vangen, vangen kon ik ze niet.

Driftig knipte ik foto's, maar het resultaat was steeds onder de maat. Het zien wat ik vandaag deed, kan alleen door waarnemen en helaas, niet door vastleggen, maar zo dát zelfs mogelijk was, dan nóg zou de geur, de sfeer en het gevoel volledig ontbreken.

Door de zon werd de dauw tot mist dat vanuit de bomen de weiden werd opgedreven, alsof geheimzinnige bosgeesten voor het licht naar elders vlieden, maar door de warmte worden ingehaald en geëlimineerd.

Even voor de middag passeerde ik Digion, reisde langs Le Parray en bij Charolles reed ik de Morvan uit en kwam ik aan de achterkant van de Beaujelaise bergen uit, kwam door een stadje met een fantastisch mooi kasteel van adembenemende schoonheid, reed een col van 750 meter over en kwam zo uit in Belleville. In de afdaling was ik getuige van een fenomeen dat slechts enkele keren per jaar te zien is, alleen bij kristalheldere lucht, want recht voor mij zag ik een hele rij van witte alpentoppen, honderden kilometers verder op.
Helaas, ook dit was niet verder vast te leggen, dit kun je allen zien door het hier, echt, te zien, een uniek vergezicht, een openbaring gelijk.


Trouwens, de hele reis heb ik het geprobeerd, echt, maar het is eenvoudig niet mogelijk het één en ander op de foto vast te leggen.

Na Belleville, waar rondom de eerste wijn van de oogst van 2011 reeds de fles in gaat, toog ik naar de klant ten zuiden van Lyon, maar daar kreeg ik te horen dat ik morgen om half elf aan de beurt ben en met deze mededeling kan de lezer concluderen dat de wachttijd van deze lading de rijtijd verre overtreft. Hier dus ook een vergezicht, maar dan anders.

Natuurlijk, even een belletje naar het thuisfront en morgen zien we dan wel hoe laat men genegen is de zaak aan te pakken.

Intussen doe ik de ogen toe, zie ik, leef ik een moment van de vandaag genoten vergezichten, hier ver vandaan. Dat maakt weer een hoop goed.

Aldus schreef ome Willem.
---

Normandië

---

dinsdag 25 oktober 2011

De dwarsdoorsnede.

Een intense sterrenhemel spant zich boven mij op de duistere parkeerplaats als ik tussen de wegreuzen door naar de routier loop. T' is laat geworden vandaag.

Het begon vanmorgen ook al in het donker, eerst koffie en een pain chocolat en daarna over de glooiende vlakten naar Beuzeville. Lossen bij de supermarktketen Super U, en meestal belooft dat niet veel goeds.

Bij de meeste centrale magazijnen van grootwinkelbedrijven wordt je als chauffeur vaak naargeestig behandeld, zeker in Frankrijk, maar de Super U is hier over het algemeen een gunstige uitzondering op. Meestal een schoon en net wachtruim met versnaperingen en je wordt er ook niet afgeblaft, ook niet in Beuzeville, en hoewel ik pas half elf een "rendez-vous" had, reed ik al voor tienen weg, op naar Athis, een kleine twee uur rijden, nabij Flers.

Op dat adres was ik al meer geweest en het kenmerk daar is over het algemeen lange wachttijden, ook deze keer weer, zodat ik pas na vijven vertrok.

Een reis dwars door Frankrijk, van west naar oost, én nog een tikkie naar het zuiden zodat ik een groot aanbod van divers landschap zag en ga zien, vandaag Zuid-Normandië en de Loirestreek.

Via Bellême, Sées en Chateaudun ging ik naar Orleans en vanaf dat moment zocht ik een fatsoenlijke overnachtingsplek, maar ik moest nog tot voorbij Biarre rijden voor ik wat vond.

Het wordt stilaan steeds grimmiger. De wolken lijken, met het korten der dagen, steeds kouder en ze grijnzen zo nu en dan regen. Een herfsttreuris overvalt mij, een melancholieke treurnis zoals van vallend blad, afstervend leven en kleurloos grijs. Ook de wind fluistert over naderend onheil en de lucht ademt weerspannigheid.

Gelukkig, als ik het etablissement binnen ga, vertelt een kortharige mevrouw in een wit mao-pakje dat er nog wat voedsel over is. Omdat het voorgerecht mij niet aan staat, bestel ik maar meteen het hoofdgerecht en eet een lekker kaasje toe.

Samen zit ik met een andere laatkomer te eten, maar doordat mijn disgenoot geobsedeert naar de kwelbuis kijkt, is hij niet in de stemming voor een vluchtige babbel, dus knagen we zwijgend verder.

Na enige tijd sta ik op, betaal de mao-dame wat stuiptrekkende euro's en verlaat als één na laatste de eethut, schuifel door het duister weer naar de Daf en trek de gordijnen dicht.

Hier, in de cabine, in werkelijk hartje Frankrijk, waan ik mij veilig en beschut tegen alle dreigende onheil en gevaren, tegen de regen en wind, terwijl ik op de achtergrond het kacheltje gemoedelijk hoor snorren.

Knus hier, hoor!

Aldus schreef ome Willem.
---

maandag 24 oktober 2011

In Normandië.

Een heldere, frisse morgen verwelkomde mij vandaag toen ik met het fietsje naar mijn voertuig toog.

Het spul stond al klaar voor de volgende reis waar ik vandaag dus aan begon.

Vrijdag stond ik, zoals de trouwe lezer nog wel weet, in de parel van de Meijerei. Later die dag loste ik nog Renesse, diep in Zeeland, en deed op de terugweg nog wat werk op de Moerdijk. Via Amsterdam kwam ik toen thuis, weer met een volle kar.

Voor de file uit passeerde ik vandaag Antwerpen en Brussel en weet dan wel: daar moet je dan bijtijds voor op pad gaan. Even voor Charleroi schoof ik een parkeerplaats op, deed de gordijntjes dicht en deed een verkwikkend morgenslaapje.

Na ruim een uurtje snorde ik verder, via Beaumont naar de Franse grens en niet lang daarna kabbelde ik onder een stralende herfstzon de oude N-2 af naar Parijs.

De hersftkeuren worden steeds intenser, het weer onstuimiger. De hele weg gierde een stevige oosterwind over de kale velden die koude lucht meenam en daardoor kwamen we niet boven de zes á zeven graden uit.

Rond de middag rolde ik Parijs binnen en de hedendaagse aanblik (vaak zo lelijk "de skyline" genoemd) van deze metropool met zijn enorme wolkenkrabbers krijgt steeds meer trekken van een grote Amerikaanse stad. Jammer, want het wordt er dus niet Franser op.

In Clichy had ik mijn eerste adres deze week en ik wurmde mij naar de te kleine losplaats vlak aan de Seine. Het duurde nauwelijks tien minuten toen ik er weer weg reed, op weg naar Epernon, vlak bij Rambouillet en ook daar was ik snel van de handel af. De wind scheerde nog steeds sterk over de Franse akkers, maar ten zuiden van Parijs was ze niet fris en koud meer, integendeel, de achttien graden hebben we wel gehaald vandaag.

Na Epernon reed ik noordwestwaards, zeg maar, richting Caen, passeerde Dreux en Nonancourt en tussen Evreux en Lisieux vond ik een bijzonder goede smulhut met een parkeerplek voor een rustige overnachting, hier, in Normandië.

Op het menu stond ondermeer Sauté d'agneau, zeg maar, stoofvlees van 't schaap, maar ook het voorgerecht, een echte ouderwetse œf du mayonaise, was niet te versmaden terwijl de kaas "na", de maaltijd afrondde. Daarna maakte ik nog een gezellig kletspraatje met de uitbater, een reeds de zestig jaar gepasseerde bebrilde Fransman zonder centrale schedelharen waardoor hij met zijn tonsu een wat pastoorachtig uiterlijk kreeg. Toen echter zijn veel te snel sprekende roodgeverfdharige echtgenote tussen het serveren door aanhaakte in het gesprek, raakte ik het onderwerp kwijt, glimlachte wat minzaam en deed of ik het allemaal begreep en er mee eens was wat ze in streekfrans vertelde, maar toen ik een juiste gelegenheid vond, groette ik hen beleeft en verdween de duistere parkeerplaats op waar ik tussen een menigte wegreuzen mijn Dafje terug vond.

Inmiddels heeft de wind de eerste regen meegevoerd en dat maakt, dat het in de geriefelijk verwarmde stuurhut lekker knus wordt.

Aldus schreef ome Willem.
---

Ecardenville.

Bij een uitstekende smulhut.

---

vrijdag 21 oktober 2011

De kazachstanje.

Wel erg merkwaardig om midden in het oude centrum van Bamberg te ontwaken, terwijl de eerste Bamse jeugd onder druk gekakel naar school loopt. Op het laadadres zelf werd ik uiterst vriendelijk met egards en koffie ontvangen. Niet lang daarna reed ik de smalle straat weer uit, op weg naar nog twee andere Bambergse adressen.

Op het laatste adres kreeg ik er 10 pallets in die werden geladen door een gebrekkig duits sprekende meneer. Zo goed al kwaad kwam ik met hem in gesprek en in een paar minuten borrelde met betrekking tot hem een oude, merkwaardige geschiedenis op.

Na Bamberg nog even langs het stadje Weikersheim, gelegen vijftig kilometers recht onder Würzburg, ver verwijderd van drukke snelwegen, en vandaar reed ik terug, over Tauberbischofsheim en Wertheim naar de snelweg. Oh, ja, even, even maar, dacht ik op de Bahama's te zijn beland toen ik het dorpje Nassau op mijn weg tegenkwam.

(Voor de wat minder topografisch begaafden: Nassau is de hoofdstad van die eilandengroep)

Onderweg overdacht ik de vreemde levensloop van die loodsmedewerker uit Bamberg. Hij bleek uit Kazachstan te komen, en op de vraag, hoe hij dan hier terecht kwam, vertelde hij mij dat zijn ouders van oorsprong duitsers waren. Zijn ouders woonden voor de oorlog in de Oekraïne waar hele dorpen en stadjes destijds volledig duits waren. Maar Stalin was dermate argwanend dat hij bevreesde dat nu net die duitsers wel eens mee zouden kunnen gaan doen met die toenmalige vervelende -andere- snorremans ( Stalin zelf had ook een snor, niet zo'n kleintje, maar een enorme joekel) en daarom werden ze bij miljoenen weggevoerd naar het oosten en zijn ouders kwamen in Alma Ata terecht. En deze achtergrond maakte het mogelijk dat hij zonder belemmering in Duitsland kon gaan werken. En zo ontrolde zich in een paar woorden en minuten enkele decennia fascinerende geschiedenis.

De rest van de reis was niet erg spannend meer, via Frankfurt en Keulen over de drie, een weg die ik al zoveel keer ging. De afdaling voor Asschaffenburg waar ik vroeger met 120 naar beneden zeilde, maar waar je nu slechts 60 mag. Langs Weiskirchen, wat ooit, samen met "Limburg", een Nederlandse onderwegoase voor truckers was en zo, hop, naar Nederland, nog niet naar huis, maar eerst naar Brabant waar ik morgen de handel er weer uit ga halen.

En hier, in Brabant, vraag ik me op het nachtelijke uur af: hoe heet een inwoner van Kazachstan? Een Kazachiaan? Kazacher? Kazachnees? Kazacheling? Kazachtijn?

Laten we het maar op een Kazachstanje houden.

T' was immers een boom van een kerel.
---

woensdag 19 oktober 2011

Langs de Brombach.

Nee, vroeg reed ik niet weg, vanmorgen, de teruglading in Appenzell zou toch nog niet helemaal klaar zijn, vermoedde ik.

Ondertussen probeerde ik over de dwars door de Zürichersee liggende dijk, tussen Pfäffikon en Rapperswil te komen, maar een nare aanrijding verhinderde dat een korte wijle terwijl ik ondertussen het prachtig kabbelende meer, nu zonder zeilmasten, over keek, met rechts op de achtergrond alpenreuzen met reeds witte snuitjes.

Inmiddels vernam ik van het thuisfront dat de teruglading pas volgende week klaar zou zijn, dus toch maar niet naar Appenzell, maar vooralsnog eerst maar richting Nürnberg.

Dus volgde al snel Jona en Wald, waar ik richting Turbenthal, door het gelijknamige dal, ging en van plan was een trouwe lezer van mij in Zell, even voor Winterthur, te bezoeken. De lezer die mij er op attent maakte, na een vraag mijnerzijds, (in verband met de plannen van de Nederlandse Spoorwegen) dat er, inderdaad, meisjes- en jongens-plaszakken zijn en wie de moeite neemt om te goegelen op ladybag en roadbag komt daarover alles te weten.
Helaas bleek de trouwe lezer met vakantie, waarna ik via Steg over de Hulfteggpas naar Wil snorde en via Affeltrangen kwam ik al snel bij de grens te Konstanz.

Hoe meer ik naar het noorden reed, hoe dikker het wolkendek werd, onstuimiger ook, en vanaf de grens voerden de wolken ook regen mee dat een serieus karakter kreeg tijdens mijn boottocht naar Meersburg.

De regen ging over in een ware stortregen, bij Ravensburg en op de weg naar Ulm, Ulm, waar ik een klein stukje snelweg nam naar Heidenheim, waarna ik via Neresheim, door een prachtige rustige streek vol herfstgroen en voorname kastelen, rond vier uur Gunzenhausen passeerde, vlak bij de Brombachsee, een prachtig oord dat bijna niemand kent.

Niet lang daarna volgde Abenberg, waarna ik bij Schwabach de snelweg weer even op kwam en via Nürnberg-west naar de stad met een nogal wat merkwaardige naam, Erlangen, snorde.

Bij Forchheim er weer af, want even voor Prezfeld had ik nog een adresje te lossen, en ja hoor, ze waren er nog, zodat ik nog snel even naar mijn eerste laadadres reed, midden in het smalle en oude deel van Bamberg, een voor grote trucks doodlopende straat waar met veel kunstwerk even gekeerd moest worden en zowaar, ik vond er ook nog een sta-plek, weliswaar op een parkeerverbod, maar wel zo dat nu niemand last van mij heeft en ik op tien meter van het laadadres af sta, tussen eeuwenoude huizen, die, als ik het goed zag, merkwaardig met hun gevelstenen aan het schudden waren, zich afvragend wat ik hier kwam doen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Zwitserland.

Leuk, om te zien waar je straks gaat rijden.

---

dinsdag 18 oktober 2011

De denkfout.

Iemand schreef mij vandaag de denkfout:

"Het is inderdaad zonde als iets schoon staat te zijn terwijl niemand het ziet. Daarentegen was jij het die me deed inzien dat schoonheid nutteloos is... dus ik kan er ook weer niet héél erg mee zitten.", aldus de schrijver.
Al vroeg begonnen ze, daar in Kemnat en reeds voor achten snorde ik daar alweer weg. Op weg naar een meditatiecentrum te Wiggersbach, opzij van Kemten, in een wondermooie streek, met vele soorten groen en nog hele kudden braafgrazende bruine koeien, waar ik thee bracht, diverse kruidenthee's, want mediteren schijn je met veel thee te doen.

De denkfout zit hem hier in, dat schoonheid weliswaar nutteloos is, maar zeker niet zinloos.

Na Wiggersbach toog ik op naar de Bodensee, via Isny, Ravensburg, de stad waar de puzzels worden gemaakt, maar Meersburg. Vervolgens nog even door, via Singen naar de Zwitserse grens, de overgang bij Götmardingen.

Tussen nutteloos en zinloos ligt een wereld van verschil. De nuttigheid der dingen en handelingen wordt immers altijd afgemeten naar de menselijke maat. Wat vroeger als nuttig werd beschouwd, wordt thans als nutteloos beschouwd, en andersom. Nuttigheid is dan ook altijd maar tijdelijk van karakter.

De grens werd zonder noemenswaardige problemen gepasseerd, maar net na de grens werd ik staande gehouden door Zwitserse agenten die ruim een uur (!!) lang alle documenten controleerden, en toen alles volgens hun in orde was, kon ik weer verder. Maar toch, een uur controle, het moet toch niet gekker worden.

Maar als de moraal, zoals in onze maatschappij, een nuttigheidsmoraal wordt, verliest het alle waardigheid en schoonheid. Bij een nuttigheidsmoraal is het boze dan het gevaarlijke en het goede het ongevaarlijk. En zo gaat uiteindelijk het woord nuttig in de zin van goed ook dom betekenen. Het domme, immers, is ongevaarlijk voor het nuttige.
Uiteindelijk is nuttigheid zinloos.

Na de controle kwam ik rond zessen aan bij de eerste klant in Zürich waar je tot vier uur kunt lossen, maar kreeg het toch voor elkaar dat ze het aanpakten en later, na zeven uur, kreeg ik er nog eentje in Lachen uit.

Daarna reed ik een klein stukje terug, langs de Zürichersee, waar ik een gasthaus wist met een uiterst goede kok. En al was het al een paar jaar geleden dat ik er was, het geserveerde hert was buitengewoon en ook deze keer was ik weer tevreden over de keukenmeester.

Schoonheid is daarom niet nuttig, niet dom, maar vol van zin, zo ongeveer de enige zin van het bestaan.
Schoonheid kan, gelukkig, ook nooit afgemeten worden naar de menselijke maat.

Schoonheid was, is, en zal er altijd zijn.

Schoonheid als zinvolste zin.

Schoonheid heeft eeuwigheidswaarde.

Aldus schreef ome Willem.

---

De vooralpen.

En ook hier hebben de wegen het niet erg breed.
---

Beieren.

Grazende koeien bij Kempten.

---

maandag 17 oktober 2011

17 oktober 2011.

Langzaam. Langzaam stijgt ze.

Pas rond twaalven vertrok ik vandaag, na eerst even een geschil met een ondernemer voor een commissie te hebben voorgelegd.

Er komst steeds meer brandgevaarlijke stof in de atmosfeer, maar nog is zij ongevaarlijk.

Ouderwets, via Arnhem en Oberhausen richting Frankfurt. Vreemd. Toen ik deze "Strekke" dertig, veertig jaar geleden reed, vroeg ik mij wel eens af, hoe het er nu uit zou zien, en nu, vandaag, tracht ik mij te herinneren hoe het er toen uit zag.

Een mengsel, meestal gas en zuurstof, kan vlam vatten als er een juiste verhouding tussen die twee tot stand komt.

Een eerste klantje raakte ik, vlak voor Frankfurt, rond vijven nog kwijt, en daarna toog ik richting Stuttgart, en net er voorbij, te Ostfildern-Kemmnat, bij een volgend adres, hield ik er mee op voor vandaag.

Wie nu nog steeds niet de doodsklokken van de Unie hoort, moet wel erg doof zijn, dra zal zij ten grave worden gedragen.

De rellen in Londen en de demonstraties bij banken en beursgebouwen zijn voortekenen dat het mengsel tot de juiste verhouding komt om vlam te vatten.

In tegenstelling tot het dagelijkse Chamberlaingeleuter van de Europese regeringsleiders zal de Euro de oorzaak worden van het uiteenvallen van de Unie; een dikke streep wordt getrokken. Het einde ingeluid.

Na een aanvankelijke euforie grijpt het onrecht om zich heen. De Europese slavernij heerst alom, de banken zijn leeg en het kapitaal, wat dus niets anders is dan opgeslagen arbeid, verdween op onverantwoorde wijze naar nergens.

Het is, zoals Banquo het een paar eeuwen geleden reeds voorzag:

But it 's strange:
And oftentimes, to win us to harm,
The euro of darkness, tell us truths,
Win us with honest trifles, to betray's....

In deepest consequence.

(Vreemd, de euro beloofde zoveel! Maar uiteindelijk, ze verraad ons in de diepste consequenties)

Aldus schreef ome Willem.
---

vrijdag 14 oktober 2011

In een gezellig Italiaans restaurant.

Met veel lekker eten.

Vorige week, het lossen van rollen tapijt.



Zó doen we dat.

De duinen.

---

De vuurtoren.

Van Egmont.

---

De zee.

Bij Egmont.

---

Het ongenotene

Niet alleen een internetstoring was 't, dat ik deze week weinig van mij liet lezen, maar ook een vrije week.

De week die inmiddels al bijna alweer was en waar ik heb getracht enige inspiratie op te doen om maar niet te vallen in een plotseling opdoemend writers block.

Daarvoor heb ik mij enige keren gewend tot de bossen, tussen veel vallend blad, genoten van schoonheid, genoten omdat ik zag, genoten omdat ik alleen maar keek, luisterde, voelde, in de stilte waar alleen het knakken van takjes onder mijn houten klompen hoorbaar waren, en soms het ruisen van een zachte stilte waarmee bomen tot elkaar en tot mij een boodschap geven. De vertelkunst van bomen is welhaast ongeëvenaard en derhalve vaak onbegrepen omdat men het niet meer verstaat, haar taal niet kent, althans, ik ken er met mijn proza's niet tegenop.

Één keer ging ik deze week naar de zee, liep, samen met mijn lief, kilometers langs de branding, genoten naar hartelust, van de zingende golven, de meeuwenjubel, van het gezicht op een standvastige duinenrij, zandwit met daarop bleekgroen kromgebogen helmgras, van tintelende najaarszonnewarmte op ons gezicht, en later, op de boulevard, van bremzoute haring en kibberling.

Met het oor, oog en de neus genieten van schoonheid, de schoonheid die er is voor ons, voor mij.

De zon ging langzaam onder en al snel kwam in het oosten een volle maan op in de Ram, haastend achter Jupiter aan die reeds de Vissen genaderd was. Alle ogen, alle mensen hadden inmiddels het strand verlaten en alleen wij tweeën bleven achter als laatste genieters van al het moois
Maar ook wij vertrokken ten leste en lieten het wonderschone achter ons.

Maar voor wie is dan dit schone thans, dat schone dat dán door geen sterveling wordt gehoord, aanschouwd, gevoeld, gesmaakt en gezien, die schoonheid, de door niemand genoten schoonheid?

Alsof de golven optreden en zingen voor een lege zaal.

De voortgaande golvenzang aan het menslege strand dat door niemand wordt gezien of gehoord? Voor wie?

T' is toch zonde dat dan niemand er meer van geniet?
Evenzo het mensloze bos met de zwingende bomen. Daar staan zij, fluisterende takken aan majestueushoge stammen, vorstelijk neerkijkend, een Altamont zonder iemand.

Mijn God, ik vraag me af, voor wie? Voor Wie misschien? En Wie, wie is dat dan?

Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 13 oktober 2011

De Ber.

Een prachtige zonnige dag volgde op enkele dagen van intensieve regen.

Een uiterst overheersende depressie teistert Europa, zelfs het weer lijkt in crisis en houdt beraad.

De dreigende wolken zijn plots naar elders vertrokken en wat overblijft is en strakblauwe hemel, maar de crisis lijkt zelfs door te dringen tot in de uithoeken van de westerse techniek en wetenschap, want opeens bleken veel zwartebessenbezitters om het hand.

Miljoenen bezitters stelden de tekorten op technisch vlak verbijsterd en verbluffend vast. Ongeloof overheerst alom, ongeloof over de ontwaarde euro, maximum lichtsnelheid en het haperende dataverkeer.

Vergeet daarbij niet, dat we alweer in de berren zijn, de ber, waarmee straks ook het jaar zal afsluiten.

Want als met een sterke wind een schieroneindige hoeveelheid bladen van de bomen teneer doet vallen,

En daarna met kou en guur het jaar in vuurwerkflitsen langzaam in vergetelheid vergaat.

Een tijd, waarin druivenoogst, erwtensoep, oliebollen, pepernoot en kerstkalkoen ons goed bevallen

Noemt men met onverdacht besef onwetend des berren maandenraad


Ember eerst en daarna ober, net nog in de zomertijd,

Waarna de Vember en de Cember zorgen dat het jaar verglijdt.

Aldus schreef ome Willem.

---

zaterdag 8 oktober 2011

De intocht in de herfst.

Vandaag, eigenlijk gisteren al vanaf zonsondergang is het jaarlijkse יום כיפור, Yom Hakipoerriem, dat door het oude volk wordt gevierd en beschreven staat in Bemidbar 29:7 en tegenwoordig worden aan het einde van deze dag de slachtoffers van de Shoa herdacht.

Slechts weinigen die er bij stil staan, men wéét het, denk ik, niet eens.

Gisteren en vandaag deed, althans voor mij, de herfst zijn intocht, of wellicht, trok ik de herfst binnen. Het weer is duidelijk omgeslagen, want toen ik gisteren rond tienen in Lorenzweiler bij bleke zonneschijn met de fiets naar de warme bakker reed, kreeg ik ondanks het warme brood koude handen. Nee, het was echt geen weer meer voor zonder jas.

De reis verliep overigens zonder problemen en ik was niet laat thuis. Vandaag echter het DAFje naar Amsterdam gebracht en nu, nu ben ik op de terugweg, in een, om even in de actualiteit de duiken, vervoermiddel met plaszak waar ik vooralsnog geen gebruik van hoef te maken.

Over dat item is al het één en ander gezegd en geschreven, maar een uiterst prangende vraag houd mij wel bezig. Er zijn, zoals we weten heren- en damestoiletten, maar, waar ik niemand nog over heb gehoord is, of dit onderscheid er ook is bij de plaszak. De herenplaszak en de damesplaszak.

Wie o wie, kan mijn hier duidelijkheid over geven?

Tja, wat een problemen kent Nederland toch!

Misschien, zo mijmer ik hier in deze luidruchtige trein, is het probleem van Nederland wel dat men geen echte problemen meer heeft.

Hoewel....

Voor mij zit een reiziger die zijn geest aan het vergiftigen is met de meest walgelijke muziek, die dermate luidruchtig met de oordoppen zijn oren worden ingeblazen, dat het overtollige restgeluid duidelijk hoorbaar is.

Even verder kletsen wat heren over niets, inhoudsloze gesprekken die het uitschrijven niet waard zijn. Soms lijkt het er op dat de mensheid nauwelijks beseft dat ze er niet of nauwelijks meer is. We leven niet meer, maar beleven. We kijken niet meer, maar bekijken.

Misschien is het laatste probleem wel dat we niet meer in een directe relatie tot elkaar bestaan, maar dat, wij allen, subjecten zijn geworden die de ander en al het andere bekijken als object.

De mens als kliermassa met zo hier en daar een nog beetje spinaal restbewustzijn, elkaar na-pratend, met een niet te stuiten geloof.

Het geloof, het onwrikbare geloof in wetenschap en techniek.

En nu blijkt ook dat te wankelen. E blijkt dus geen MC-kwadraat te zijn.

Inmiddels rijdt de trein langs het Amsterdam-Rijn-kanaal en spoedig komt zij aan in Utrecht waar ik als subject objecten zal waarnemen die bij de Burgerking voedsel tot zich nemen. Nee, voor al niet eten wat lekker is, maar eten wat je als lekker krijgt voorgeschoteld.

En zo verglijdt de morgen.
Waar je tussen de rails al niet aan denkt.

Straks, als ik op het perron bij de eindbestemming uitstap, zullen de herstbladeren van rondomstaande bomen neerdwarrelen op de bielzen.

En zo wandel ik, straks, de vanuit een zomerzonnig Italie aan het begin van deze week, vandaag de herfst binnen.
Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 6 oktober 2011

De bewuste foto.

Zie onderstaand artikel.

---

De waterweg.

Het regent, het regent enorm, hier, tussen Beaume les Dames en Lure, waar ik inmiddels ben neergestreken.

Daarnet kwam ik nog langs de supermarkt waar ik enkele weken geleden een paar pakken Evian-water kocht waarvan de meeste al leeggedronken zijn en mij nog één fles rest.

Vanmorgen dronk ik eerst koffie bij opa, die tegenwoordig wat onzeker achter de toog rondschuifelt, een kleine Italiaan met een grijze snor. Ook voor hem gaan de jaren tellen en na een flinke opfrisbeurt kachelde ik weg.

Gisteren was het regelmatig boven de 30 graden, maar ook vandaag liet de zon en temperatuur zich vooralsnog niet onbetuigd.

Water legt vaak vreemde en eigenaardige wegen af. We drinken het, deels wordt het ziel, bloed, en deels urine en als dat het lichaam verlaat valt het, zolang het niet verontreinigd is met chemische stoffen en hormonen, direct weer uit elkaar.

Of het water treedt de druivenstruik binnen, gaat in de druif zitten die later wordt geplukt, geperst en daarna tot wijn wordt, waarna deze alsnog wordt gedronken.

Net voor openingstijd kwam ik aan bij een bedrijf in een klein dorpje in de buurt van Alba om er één palletje levensmiddelen op te pikken en daarna reed ik naar een vaste ophaalklant in Piobesi Torinese, niet zo heel ver van Alba.

Rivieren vol met water stromen naar de zee, nochtans wordt zij niet vol, want vanuit de zee stijgt het water weer op tot wolken die later hun lading weer elders lossen.
Trouwens, wel eens afgevraagd hoeveel water dagelijks tot urine wordt verwerkt? Hoeveel van deze stof door de mensheid en een groot deel van de dieren dagelijks wordt uitgeplast? Ik mis hier de protesten van de millieubewegingen...

In Piobesi kwam de kar helemaal vol en er was nog maar net plaats voor de fiets, dus ik vertrok, eerst naar Ivrea waar ik tegen geringe betaling bij de oer-Italiaanse super Bennet wat lekkernijen toucheerde en ik daarna verder ging naar Aosta waar ik een transitdocument liet maken en in die tijd wederom wat boodschappen ging doen.
In Frankrijk hebben ze langs diverse wegen een tamelijk onzinnig bord staan met het opschrift "partage des eaux" waarmee men aangeeft dat al het water wat na dat bord valt enerzijds via de rivieren grotendeels wegvloeit naar de Middellandse zee, en anderzijds naar de Noordzee of Atlantische Oceaan waarmee men dan de weg van het water aangeeft.

Terwijl de declarant het document maakte, slenterde ik naar de Carrefour, pakte een winkelwagentje en in een vlaag van balorigheid nam ik een foto van de laadvloer van de lege kar, maar toen ik de foto zag, inspireerde dat mij deze foto aan sommige lezers toe te zenden en die te vragen of ze wisten wat het zou kunnen zijn. In de uren daarna ontving ik een vijftigtal suggesties, maar er waren slechts twee inzendingen die het bij het juiste eind hadden.

Na de boodschappen haalde ik het document op en snorde weg, naar boven, de bergen ik en na een uurtje zeilde ik aan de Zwitserse kant weer naar beneden.

Merkwaardig, als je bedenkt welke bijzondere wegen water kan afleggen. Het wordt in flessen van hot naar her gesleept en wolken doen daar met grote hoeveelheden aan mee.

Nog voor Martigny kwamen somberwolken op mij af en al snel realiseerde ik dat de zomer, nu ook voor mij, wel eens voorbij zou kunnen zijn. De eerste druppels bevochtigden reeds mijn voorraam en de temperatuur daalde aanzienlijk. Boven, hoog in de bergen, vermoed ik sneeuwval, ook zo'n eigenaardige weg van het water.

Niet veel later kwam ik langs het Lac Léman, beter bekend als het meer van Genéve en omdat ik een droge keel had pakte ik mijn laatste fles water, terwijl ik links van mij stromen van regen op de hoge bergen bij de gelijknamige stad aan gene zijde van het meer zag vallen.

Water legt, inderdaad, soms vreemde wegen af.

Aldus schreef ome Willem.
---

Slot.

Een prachtig slot, onder azuurblauwe hemel, in de Ligurische Alpen.
---

Nieuw.

Heel anders als deze nieuwbouw. Interporto te Aosta.

---

Metselwerk.

Groot, oud gebouw, blijft mooi.

---

Smikkelhut.

Daar waar oma de baas is.
---

woensdag 5 oktober 2011

Ristorante di None.

Ach ja, een foutje is gauw gemaakt, maar slechts één lezer wees mij er op.
Één!! Solo Uno!
Hadden de anderen het dan niet in de gaten??

Alweer in het donker trok ik verder, Bolzano uit en naar het zuiden zuidwaarts, tot Affi, waar ik de via de verbindingsweg naar de snelweg Milaan ging. Al gauw en bij het krieken raakte ik achter Brescia, de stad waar vroeger de beruchte "Mille miles" begon of eindigde en waar, voor zover ik weet, ooit slechts één Nederlander aan mee deed, Carel Godin de Beaufort. Echter: vanwege de vele doden elk jaar, werd de dolzinnige autoracewedstrijd afgeschaft.

Natuurlijk, het is niet Assisi, maar Asissi, en niet Thomas, maar Fransiscus terwijl de naam Aquino weer bij tijdgenoot Thomas hoort.

Mijn eerste klant vandaag was aan de oever van het Lago d' Iseo en rond negen uur reed ik daar weg, nu richting Parma en even daar voorbij, in Colecchio, was de tweede en laatste klant die ik nog net voor de middag kwijt was.

Daarna zou ik een adresje ophalen, niet naast de deur, in Gavi, net onder Serravalle, 50 kilometers boven Genova.

Onderweg, in Fidenza-salsomaggiore, stopte ik bij een delicatessezaak waar de voormalige Dikker en Thijs niet aan had kunnen tippen, haalde er Parmezaanse kaas en haastte mij verder

Aangekomen in het dorpje Gavi bleek het adres, waar ik nauwelijks drie kilometer van af stond, alleen, vanwege te smalle wegen, bereikbaar door ruim 50 kilometer om te rijden. Terug naar Serravalle, via de snelweg naar Novi Ligura en dan, via Basaluzzo weer richting Gavi en na nog eens ongeveer 12 kilometer kwam ik, na een uur omsnorren, bij het adres aan.

Het had allemaal nogal wat tijd gekost, dus ver kon ik niet meer en ik streek neer Quattordio, vlak bij Felizzano, op de weg Allessandria-Asti, een smikkelhut waar ik al een paar jaar niet ben geweest en waar "oma" nog steeds de baas is.

Met snijdend Italiaans weet ze haar dochter, echtgenoot en schoonzoon nog immer de meest onverstaanbare bevelen te geven terwijl ze aan haar zelf als enige functie de kassa en het afrekenen heeft toebedeeld.

Als ik binnen kom, schuif ik aan aan een ronde tafel bij drie driftig discussiërende autochtonen. Uit mijn ooghoek zie ik rechts van mij aan een ander tafeltje een traag etende collega met een andrehazenhoofd zitten, grote neus, haar diep in de nek en bolle konen onder de ogen.

Even later komt een stille, oudere man binnen in een zwart T-shirt en een volledig kaal hoofd die rosbief met spinazie gaat eten en zich dat in alle stilte laat smaken.

Een half uur later komt er een kleine vent, eveneens in een zwart T-shirt, maar met een olijker uiterlijk, binnen, en bril, boven de ogen op het voorhoofd terwijl ook zijn schedel weinig haar bevat. Hij kijkt wat smuilend in het rond en vindt een plekje in de andere zaal. Ik zal dus niet weten wat hij eet.

Aan de ronde tafel probeer ik het gesprek, tussen al het geroezemoes door, te volgen en ja hoor, het blijkt weer eens over rij-tijden te gaan.

Tegenover de kerel met die Andrehazenknar zit een dikke besnorde Italiaanse opafiguur, mogelijk uit het zuiden en op zeker ogenblik mengt hij zich in het gesprek. Met te veel gebaren en high-speed tongval begrijp ik er opeens niets meer van, maar wel dat hij vindt dattie gelijk heeft.

Een puike tent hier, want oma blijkt met haar in het gehele dorp verheven stem het wel voor elkaar te krijgen dat de kok zodanig kookt dat ze hier een michelinster verdienen.

Na achten slenter ik naar de stuurhut, kijk nog even naar de halve maan en sterren, en zet de radio aan waar ik in de verte op 747 nog wat Nederlands geluid hoor. Het gaat weer over Jan-Kees, Griekenland en tekorten.

Een druk op de knop smoort het geluid, alles is stil om mij heen.

Na enkele minuten ga ik een memoire schrijven dat nu net klaar is.

Aldus schreef ome Willem.
---

Bolzano-Bozen.

Een bijzonder fraai fontein voor het belastingkantoor.
---

Kufstein.

De Riedel glasfabriek.

---

dinsdag 4 oktober 2011

4 oktober.

Een lang, recht traject, en ook voor een groot deel nog in duisternis, was vandaag de reis waar ik mee begon.

Wissembourg-Lauterbourg, even door het Biënwalt en toen recht toe recht aan naar München, een kleine 300 kilometers, een traject trouwens dat ik in de loop der tijd bijna geheel tot soms twee keer toe heb zien veranderen. Van twee keer twee rijstroken zonder, naar twee keer twee met vluchtstrook, en daarna vervangen door drie keer drie rijstroken.

Hij hield er veel van, had er erg veel respect voor, Thomas.

Eerst Karlsruhe-Stuttgart, met steile hellingen, op en af, en dan, na een lang vlak stuk, tussen Stuttgart en Ulm de Aichelberg die grondig werd vernieuwd, maar nog steeds één van de weinige stukken waar de snelweg om een berg uiteen wijkt zodat je een kilometer of twintig geen tegenliggers meer ziet.

Het is al lang geleden, maar kennelijk heeft de devotie van Thomas wel zoden aan de dijk gezet, alleen weten de meesten niet dat Thomas er mee is begonnen.

Na de geboortestad van Albert Einstein te hebben gepasseerd volgde al spoedig Augsburg, de plek waarvan men verteld dat daar nog vóór het jaar 100 vanuit Jerusalem Joden naartoe waren gekomen die op de vlucht waren voor de Romeinen die daar rigoureus aan het huishouden waren.

Op vier oktober, als ik het wel heb, liet hij het leven, de dierenvriend, Thomas van Asissi, en daarom werd deze datum gekozen.

Niet lang daarna rondde ik de geboortestad van Heinrich H. en Eva B., die beide in april 1945 zichzelf vernietigden, waarna ik via Haag bij mijn eerste klant in Waldkraiburg aan kwam.

Het duurde echter vele, vele eeuwen dat men waardering kreeg voor de faunaliefdekant van Thomas van Asissie, want pas op 4 oktober 1930 was de eerste officiele werelddierendag een feit.

Na het lossen snorde ik via Rosenheim naar Kufstein waar ik een ruime pauze nam en bij de wereldberoemde wijnglazenfabriek, "glashütte" Riedel, een paar wijnglazen voor iemand ophaalde.

De laatste drie uren waren bestemd voor de oversteek van de Alpen, de brennerpas, en daarna nog een stuk door een vervelende snorreman aan Italië weggegeven stuk Oostenrijk in, tot Bozen, waarna ik er met het rijwiel op uit trok.

In een winkelstraat zie ik tussen de vele andere winkels op de voorgevel in groene letters fressnapf staan en zie dat het daar erg druk is kennelijk om er iets extra's te halen voor hun huisdier. Had Thomas dit nog maar mogen meemaken.

In het donker fiets ik terug, boven mij de steenbok, vissen en de ram, de dierenriem, en ik stop even bij een pompstation waar ik een litertje extra olie haal.

Voor mijn Dafje.

Aldus schreef ome Willem.


---

Oude weg.

Luxemburg-frankrijk, in een oktoberzomerzon waardoor het zwart anders zwart wordt.

---

Wissembourg.

Karakteristiek huis.

---

maandag 3 oktober 2011

De kalabassenzomer

Al vroeg vertrok ik, naar de eerste klant, een stuk voorbij München, maar de route zal merkwaardig overkomen.

De meningen omtrent eenheid zijn tamelijk verdeeld en oorzaak ook van de niet erg logisch gekozen route. Misschien is alle narigheid wel begonnen mét die eenheid.

Maastricht lag reeds een paar uur achter me toen ik weemoedig de N-3 van Luxemburg naar de grens Frisange-Evrange reed; wie kent die route nog? T' is al zo lang geleden dat het de hoofdweg was.
Langs de weg bij een boerderij waren kalabassen te koop en in enkele van de vruchten waren gezichten uit gesneden. Lugubere, grimmige gezichten.

Zonovergoten was de dag, zomerswarm en eigenaardig windstil, merkwaardig voor deze tijd van het jaar. Maar het zomerzonnelicht scheen anders dan zomers, onder een lagere hoek, waardoor de atmosfeer onheilspellend terugstraalde. Het groen van de bomen kreeg daardoor een anders groene kleur en zelfs het asfaltzwart zag anderszwart. Het is een kalabassenzomer.

Eenheid kwam er, in Duitsland, en vandaag staat men daar, in Duitsland, bij stil, voor sommigen een feestdag, maar voor anderen allerminst, voor mij, bijvoorbeeld, want ik mocht met mijn truck dat land niet binnen en vandaar die merkwaardig gekozen route.

In de middag volgde ik de weg, de "nationaal", naar Saint-Alvold en vandaar naar Sarrequemines langs dorpjes met de meest wonderlijke namen: Diepling en Ippling, om er maar een paar te noemen.

Na Bitche door heimweebossen naar Lembach, de Col du Pigeonnier over en even later kwam ik tot stilstand in het oude Weissenburg, thans Wissembourg, niet ver van Karlsruhe.

Kalabassenzomer, ze lijkt zwanger van onheil en de geldcrisis lijkt niet meer te stuiten, een zomer met een spookachtig uiterlijk.
Het beklemt mij, dat vreemde, grimmige weer. Is het een stilte voor een vreselijke storm? Eenheid in Duitsland, waartoe, en Euro-eenheid in Europa, waarom? Maar het laatste staat onder hoge druk!

De eurocrisis ligt in de greep van vernietigende machten die duizend maal groter zijn dan alle voorgaande crisi; het zal de wereld splijten.

Regeringsleiders proberen van alles, met machteloze macht, want niets helpt.

Met het evangelie van de euro hebben we destijds een dubieuze streep getrokken en met voorbedachte rade gaan we nu de catastrofe tegemoet.

De terug weg lijkt afgesneden, de bruggen vernietigd, en Duitsland kan ik ook al niet in. Hoezo eenheid?

Reeds wordt de plaats van de zelfexecutie betreden.

De euro zal de leugen van onze beschaving ontmaskeren; t' wordt een dodenrit.

In de zwoele avondschemer zie ik langs de troosteloze hemel twee zwarte kraaien vliegen: waartoe? waarom?

T' is een kalabassenzomer.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 1 oktober 2011

De Poolse septemberreis.



Altijd weer mooie, stille wegen. en nu dan met herfstkleuren.




Hoewel het wegdek soms te wensen overlaat. Hier in de buurt van Lodz.



Hier een straatnaambord van een straat uit het -oude- Joodse getto.






Interieur van de Poolse knaagschuur op de weg naar Chestochowa.




In de buitenwijken zijn soms imposante nieuwe kerken te zien.




Hier de splinternieuwe brug over de rivier bij Wroclaw.





De rivier de Odra, Oder, niet ver van de Duitse grens.





Onderweg kom je nog veel oude telefoonpalen tegen op de kilometerslange beboste wegen, maar als we goed kijken, loopt er nog maar één stroomdraad over.



Nog even nagenieten. Van de oude wegen. De mooie bomen, hier, vlak voordat ik weer Duitsland in rijd.




In Nederland aangekomen, rijd ik langs het karakteristieke Kampen aan de IJssel.




Waar de mooie oude brug werd vervangen door iets nieuws. Nee, mooi kan ik het niet vinden.




Tot slot even dit. altijd leuk om dit soort bewegwijzering te zien.