Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 31 augustus 2011

De heimweekant.

Het heeft er veel van weg, dat ik aan de noachose begin te lijden.

Eerst naar de Vispse bakker, net na de eerste kriek, met de fiets natuurlijk, om warme broodjes te halen. Een chique dame was zo vriendelijk om er ook nog overheerlijk Zwitserse bergkaas op te doen, en na dit korte uitje meteen met het spul weer eens de Simplonpas op, de pas die ik al jaren met zekere regelmaat passeer.

Tijdens sneeuw, regen, harde wind, herfst, voorjaar, steeds weer, steeds weer anders, en na al die jaren ontspruit bij elke bocht wel een herinnering.

Verder ga ik met een brok in de keel en ik denk aan die keer dat ik met een collega achter mij, die vond dat ik te hard naar beneden zeilde en mij daarom Niki Lauda noemde, een keer hier met een andere collega met 40 ton gebaggerd door verse sneeuw, uit mijn binnenste borrelt een zekere weemoed op.

Daarna Italië in, lossen in Concorezzo, een dorpje bij Monza, waar ik uren doorbracht bij Laura, opa of bij de "Duitser" omdat hier nu eenmaal het voormalige douaneterrein was waar we regelmatig stonden "vrij" te maken (dus de lading met declaranten en douane administratief van Nederlands naar Italiaans over te laten gaan, iets wat vanaf 1992 binnen de Europese Unie niet meer hoeft) en waar de Italianen soms meer dan een dag voor nodig hadden.

Hoeveel van de mannen, die hier toen óók stonden, zijn er nog? Ik kijk om mij heen en zie dat het hele omgeving onderhevig is geweest aan een grondige metamorfose. Het dorpje van weleer is er niet meer en ik kan het ook niet meer terug halen dan alleen in herinnering. Ik ben er wel, maar nu in een ander Concorezzo dan weleer en ook de meeste mensen zijn andere, jongere lui.

Daarna tuf ik over de noordring van Milaan naar Arluno, kom langs de Alcatras, een vermaarde knaagschuur, dat eerst bereikbaar was via een omweg, maar nu meteen onderaan de afslag ligt, en rij door naar Buscate, zoals ik altijd naar Buscate reed, waar het voorheen smoordruk was, maar door de aanleg van een nieuw stuk weg even verderderop, het hier nu net zo rustig is als dertig jaar geleden.

Soms keren tijden even terug en ik geniet er van, los Buscate en ga verder over Turbigo, passeer de brug over de Ticino waarna ik via Novara richting Vercelli reis waarbij ik mij nog goed voor de geest kan halen dat ik hier tussen eindeloze graanvelden reed, graanvelden die plaats gemaakt hebben voor, nu, gebrokengeel gekleurde rijstvelden die er oogstrijp bij liggen.

Toen Noach na de grote vloed de ark verliet, schouwde hij met grote verbijstering de verwoeste omgeving. Wat was er nog over van de wereld van "voor"? Verdriet en heimwee overviel hem.

Na Vercelli even de Autostrade op, en er af bij Casal'e Monferrato en via Montcalvo naar Asti.

Het planten van een wijngaard was zo ongeveer het eerste wat hij deed, Noach, en niet zonder reden.

Niet lang na Asti kwam ik aan in Piobesi, even onder Torino en omdat het niet al te laat was, nam ik de fiets en reed een korte ronde door de Pose vlakte: Piobesi, Vinove, Carignano, Virle Piemonte, Castagnole en weer terug naar Piobesi, ik denk een kleine dertig kilometer.

Onder het trappen worstelde ik met mijn gedachten, de vreemde gewaarwording dat, als je er bent waar je eertijds was, alles verdween. De omgeving, de mensen, de sfeer en het landschap, ja, soms ook de kleur en de geur.

Nadat de wijngaard zijn vruchten had voortgebracht, werd de wijn gemaakt, waarna Noach er zoveel van dronk dat hij ernstig beneveld raakte.

De enige voertuigen die je destijds zag, waren van die kleine wegluisjes, Apecar en Fiatjes, en scheuren wat ze er mee deden! Nu, nu kom ik onderweg, naast een enkele braaf rijdende automobilist, regelmatig medefietsers tegen, toen onbekend.

Een oude rabbijnse overlevering verteld dan dat dit het logische gevolg was van de ontgoocheling die Noach ten deel was gevallen. Het heimwee naar de oude wereld had hem zo te pakken gekregen dat hij het met veel wijn even moest benevelen. Vandaar de term Noachose.

Ik snel door dorpjes waar je vroeger met de truck door kwam, maar die in de loop der tijd voor vrachtverkeer werden afgesloten. Soms herken ik de oude straten, maar andere mensen, een andere sfeer. Tussen de dorpen fiets ik door hoge maisvelden en hier en daar zie ik, tussen de oude "casina's", prachtig moderne villa's, voor mij ongewoon in deze streek.

Terug in Piobesi stop ik bij een weleer uitziende tratoria en het blijkt goed gemikt. Een grote fles prikwater lest mijn dorst, mijn benen prikkelen en het is drukkend warm, zoals het hier altijd drukkend warm is. Misschien is dat het enige nog wat niet veranderde.
Op de achtergrond hoor ik dat een beiaardier het carillon in de uit 1200 stammende toren bespeelt, toen, als je het al ergens hoorde, ingetogen, nu, met misplaatste nawageriaanse antiklanken.

Maar hier, in deze gelegenheid, is, naast veel ander lekkers, nog de sfeer van toen te proeven. Een oude dame, eentje van toen, wees mij een tafeltje aan en de kelner loopt met een witte voorschoot. De keuken bevindt zich via een inham achter een middeleeuws uitziende grote bruine kast met laden vol bestek terwijl de olio picante en andere welriekende ingrediënten op het dressoir van die kast aanwezig zijn.

Na een eenvoudige maaltijd, Spaghetti uiteraard en daarna Vitello al Rosto, zoek ik de stuurhut weer op, vijf minuten fietsen en voor de zekerheid trek ik een fluoriserend vest aan. Dat deed ik, toen, nooit...

Toch. Het probleem, zelfs als ik er mee stop, blijft.

Weer terug in Nederland word ik verteerd door herinneringen aan al die streken waar ik was, hoe ik er was en met wie allemaal, terug gekomen constateer ik dan dat het nu anders is dan het voorheen, je er niemand van toen meer tegenkomt en zo, zo dus, raak ik stilaan besmet door noachose.

Het is de heimweekant van mijn bestaan.

Aldus schreef ome Willem.
---

Rijst!

Waar voorheen eerst zeer veel graan stond, staat nu de rijst, klaar voor de oogst.
---

Lombardijë

Prachtige lucht.

---

Simplon.

Met weer minder sneeuw als enkele weken terug.

---

dinsdag 30 augustus 2011

Het tijdsgetal.

Wie telt, maakt gelijk.

Nee, vroeg op was er niet bij, vandaag, en de zon was al op toen ik vertrok, eerst richting Vitry en daarna verder naar Bar sur Aube.

Wie bomen telt, vijf, zes, zeven bomen, doet net alsof bomen gelijk zijn, maar zelfs dezelfde soort bomen zijn niet aan elkaar gelijk. Eigenlijk kun je bomen dus niet bij elkaar optellen.

Bij Bar deed ik even een supermarkt aan om mijn ADR-uitrusting te completeren. Juist ja, ik rijd deze heenrit met ADR-goederen en voor de niet-insiders: het zijn zogenaamde "gevaarlijke" stoffen. Daarbij maakt het niet uit of je 40.000 kilo bij je hebt of 400: als je onder ADR rijdt, moet voldoen aan allerlei regelgeving. Een tamelijk vervelende bijkomstigheid is, dat een controlerende instantie aan de op het voertuig aangebrachte oranje borden kan zien dat je er onder valt. Deze oranje borden werken dan ook vaak als een soort rode lap op de bekende dolle stier bij die controlerende instanties.

Alleen gegevens die gelijk zijn, kun je bij elkaar optellen.

Na mijn supermarktbezoek verder, even een paar uur de snelweg op en bij Lons le Saunier er weer af waarna ik na lange tijd weer eens de weg reed over Orgelet en Arinthod, via Thoirette naar Izernore waarna ik na Nantua weer de snelweg nam.

De weg, dwars door de jura, blijkt sinds korte tijd voor transitvrachtverkeer afgeloten waardoor ik onder uiterst rustige omstandigheden, gelijk een slordige twintig jaar terug, het traject kon afleggen. Ook waren, door de vele regens, de bomen en de velden groener dan ooit, zo groen, ja zo groen zag ik ze zelden terwijl de zon aan een kraakheldere lucht zorgde voor verdere onvergetelijke vergezichten en het was zo rustig dat in het klimmetje naar Matafelon-Granges een hele roedel herten de weg oversprong. Links van mij had ik een weergaloos uitzicht over het water van de Ain waarin de oeverbomen zich prachtig spiegelden om te kijken of hun kruin wel goed zat.

Gelijke gegevens echter maken geen deel van de dagelijkse, overal om ons heen, ongelijke werkelijkheid.

Aan het einde van de middag kwam ik aan in Annemasse waar ik een deelvrachtje afzette en toen verder ging over diè weg die ik voor het laatst in een vakantie met een eend aflegde waarvan nog wel iets te vinden is in oude berichten rond juli 2010.

Thonon, Evian en nog net op tijd voor de grens Saint Gingolph, dus Zwitserland weer eens in, en ik kan de lezer verzekeren dat het een lust is om met een zware truck aan de zuidkant van het Lac Léman te snorren.

Niet lang daarna, toen de zon langzaam achter de bergen ging zakken, kwam ik aan in Visp waar ik de rem maar weer eens aantrok. Rijtijd wordt imnmers ook, geheel foutief, als getallen bij elkaar geteld.

Als ik mee deel dat ik morgen om zeven uur vertrek, dan is dat helemaal niet zo precies als menigeen denkt, want wat morgen zeven uur is, is over enkele maanden een andere zeven uur. Als ik daarentegen mee deel, dat ik morgen weg rijd tussen krieken en zonnegloren, dan heb ik daarmee de meest exacte tijd aangegeven, mijn mededeling is opeens uiterst precies.

Wie zo getallen beziet, zal moeten toegeven dat ons hele denken, doen en laten geheel is geïnfecteerd door het telllen.

Dat komt nog het meest tot uitdrukking in de sport, waar door het tellen van soms honderdsten van seconden twee ongelijken vergelijkt.


Aldus schreef ome Willem.
---

Jura.

Ook in de Jura bouwden de Fransen enorme bruggen.

---

maandag 29 augustus 2011

Op weg.

Nadat vanmorgen het water te Harderwijk werd afgeleverd, ben ik inmiddels weer op weg en ga ik vlak voor Chalons sur Champagne, voorheen Chalons sur Marne, overnachten.

Oh, ja, in Harderwijk vernam ik en passant dat het water uit Zuid-Frankrijk grotendeels bestemd was voor...... België.

We zullen zien wat we deze week weer gaan meemaken.

Aldus schreef ome Willem
---

vrijdag 26 augustus 2011

De brug.

---

De wolken.

Het ging zo hard, dat ze mij inhaalden.
---

Oprukkende wolken.

De zon belicht -nog- de oplegger.

---

Het vonnis.

Voor de vijfde keer deze week in duisternis vertrokken met boven mij een gebroken sterrenhemel, maar waar ik vanmorgen was, werd het wel anderhalf uur eerder licht dan in Castillië.

Eerst, onder het wakend oog van een zeer dunne maanschil, de bergen uit en bij Clermont Ferrand waar ik links van mij het kleurige ochtendgloren waarnam, eerst licht, gewoon licht, en toen langzaam aan roder en roder, diep rood, tegen bruin aan.

Het beloofde een mooie, weer warme, dag te worden, zoals gisteren, met heel veel zon. Totdat het opeens heel hard ging waaien en ik links, ik reed reeds vanaf Gannat richting Moulins door het dal van de Sioule, grote grijze wolken van de bergen af zag glijden als een enorme leger roofridders, belust op strijd en overwinning. Nog geen kwartier later trok reeds een dikke grijze deken over mij heen met een snelheid waar niet tegen te rijden viel en tussen ochtengloren en zonsopkomst was de lucht, op een smalle, lichte strook na, waar later nog maar heel even een rode bol te zien was, geheel dicht getrokken.

Vanuit het westen kwamen er nog meer, en nog dieper grijze, wolken mijn kant op.

Binnen het uur werd door de gulzige wolken het heldere lucht opgeslokt en het over lot van zomer 2011 beslist. Hier werd ze omgebracht!

En toen ik rijdend tussen Moulins en Nevers verbleef werd de dood aan de zomer op vurige wijze door bliksemflitsen bekrachtigd terwijl de temperatuur naar de 12 graden daalde. Dan ging het los, een woeste wolkbreuk daalde neer waarbij zoveel water viel dat ik daarmee gemakkelijk die 15.000 plastic flesjes water, die ik bij me heb, hier zelf wel had kunnen vullen.

De hele dag bleef het fris, en bij voortduring ook regenen en de afstand vandaag was net even te groot om in één dag binnen de tijd te doen. In Rethel blijf ik staan en morgen kom ik, weer vanuit het duister naar Nederland toe.

We schrijven vandaag, 26 augustus, en het oordeel, het vonnis over de zomer werd door de grimmige roofwolken geveld, de strijd beslecht, zoals een dokter, tegen zijn zin in, bij een plotselinge constatering van een ongeneeslijke ziekte, het vonnis moet uitspreken over de patiënt.

De hele week denk ik al aan Bert.

Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 25 augustus 2011

Het harnas.

Het gebeurt nogal eens en dan is het altijd even schrikken voor de achterblijvers, maar op zich overkomt het ons allemaal. Ooit.

De weg, de lucht, de bergen, ja, zelfs de witte strepen waren zwart, maar wat wil je als je bij ontij het verhickel start, weg rijdt en onder een dikke wolkenhemel -zelfs de maanschil bleef schuil- over de Spaanse wegen gaat snorren.

Maar wel stoer, in zo'n cabine, niet dan? Waarmee zal ik het vergelijken? Een stuurhut? Je eigen rijdende woning? Een stalen ros? Ah, ja, je harnas waarmee je de strijd tegemoet treedt!

Nog in het donker onder de Pyreneeën door en bij het krieken zat ik reeds op 80 kilometers voor Toulouse en ik graaf diep in mijn herinnering toen ik hier voor het eerst kwam, liftend, toen de stad niet meer was dan een groot dorp met als enige echte verbinding slechts de N 13 van noord-west naar zuid-oost die je dwars door het centrum leidde.

Natuurlijk, er waren wel wat meer wegen, maar die verdienden die naam nauwelijks, een zeer slechte weg richting Albi, een kronkelspoor naar Castres en een iets betere weg naar Foix en Andorra en dat was het wel. Industrie was nog nauwelijks te bekennen, maar wat een verschil met nu! Rondwegen, snelwegen, parallelwegen, splitsingen, allemaal om en in reusachtige fabrieksterreinen.

Enkelen heb ik nog goed gekend ook, en opeens, zomaar weg! Enerzijds heeft het wel iets, maar toch hoop ik niet dat het mij op die manier zal overkomen.

Na Toulouse reed ik de weg op naar Castres en vandaar de Monts de Lacaune in, een bermassief dat ook voor mij onbekend terrein was. Ik slingerde eerst naar Brassac en daarna naar Lacaune waar ik een complete lading voor Nederland ophaalde.

Nu kan bij de lezer de vraag rijzen wat men daar, midden in dat natuurgebied, heeft, wat men in Nederland niet heeft en die vraag kan ik mij levendig voorstellen. Het antwoord is kort, maar absurd en verbijsterend.

Water!

Water? Ja, water!

Twintigduizend liter water, verpakt in plastic flesjes en er moet toch wel een aardige verkooptechniek achter zitten om dat als biologisch te kunnen verkopen. Misschien leef je, als je het drinkt, wel langer, dus een soort bron, zo herinner ik mij een oud Donald Duck-verhaal, de bron van de eeuwige jeugd!

Als men daarbij bedenkt dat wij regelmatig tuinaarde van Nederland naar Frankrijk vervoeren, zal het toch op den duur een keer mis moeten gaan....

Uiteraard, iedereen die aan het verkeer deel neemt, loopt een risico te verongelukken en chauffeurs lopen dit risico dus de hele dag door. "Een kleine fout, en de chauffeur komt nooit meer thuis", zong Imca.

Ook daardoor ben ik wel collega's kwijt geraakt.

Nadat het water in de kar zat, het stadje door, de bergen weer uit, slingerend naar Belmont sur Racine en daarna door, via Saint Afrique langs Roquefort, een dorpje, beroemd om zijn overheerlijke schapenkaas, onder een brugje door naar Millau waar ik aan de noordkant uiterst traag het dal van de Tarn uit kroop en daarbij aardig wat dieselolie verstookte, want ja, om die 20.000 liter water naar Nederland te verslepen, heb je zeker wel een 500 liter brandstof nodig.

Daarna kwam ik niet ver meer, twee van de drie cols op de weg naar Clermont-Ferrand over, tot bij het dorpje Aumont-Aubrac.

Zo meteen trek ik de gordijntjes weer dicht en ga ik snurken. Er zijn dan wel eens chauffeurs die niet meer wakker worden.
De volgende morgen vindt de planner het vreemd dat hij niets meer verneemt. En ook het thuisfront gaat zich na verloop van tijd ongerust maken en er gaat dan van alles door iedereen heen.
Een ongeluk? Een kidnapping, waar ik zelf ooit mee te maken kreeg, een overval? Of?

Opeens geen meeltjes meer....

Als dan na verloop van tijd, na een dag of enkele dagen, het voertuig wordt gevonden, is het wel even schrikken als de bestuurder de geest heeft gegeven. Soms staat de radio nog aan of klinken de klanken van de "laatste CD".

Tja, letterlijk.

In het harnas gestorven.


Aldus schreef ome Willem.
---

Canna Lucifer.

Deze variëteit van de Canna zie je nog maar zelden.
---

Lacauna.

Uitzicht over de Monts de Lacauna vanaf de mineraalwaterbron.
---

Frankrijk.

Folklore.

---

Castillië.

Onheilspellend weer op komst.

---

Valladolid.

Grappig, zo'n bolletje.

Wie draagt zo de wereld in zijn hand?

---

Castilië.

Woestijnachtige contouren.
---

woensdag 24 augustus 2011

De wreedaards.

Op zee stak een zware storm op, eigenlijk te zwaar voor het houten zeilschip waar de koning mee naar huis voer.

De stuurman, de matrozen, iedereen vecht om het schip overeind te houden, maar het dreigt steeds weer opnieuw te kapseizen. Dan, ja dan knielt de koning, ook van Nederland, neer, de armen smekend opgeheven naar de hemel en bid tot de Eeuwige om uitredding en doet er een gelofte bij.

Tot half acht bleef het donker, vanmorgen, en ik reed van Logroño naar Burgos, de stad die Generaal franko ooit, tijdens de Spaanse burgeroorlog, tijdelijk koos tot hoofstad van Spanje, door ragfijne mistregen heen.

Op één punt komt de weg boven de 1.000 meter en daar heerste de dichte mist, maar niettegenstaande dat, kwam ik rond negen uur aan in Valladolid, een stad waar een wreedaard werd geboren en waar een andere wreedaard stierf, terwijl beiden toch als helden worden geëerd.

De laatste werd geboren in Genua en was ontdekkingsreiziger die, nadat hij meende aan de oostkant van Azië te zijn aangeland, daar nogal wreed op trad tegen de inheemse bevolking.

Nogal wreed? Wat heet! Tallozen werden in zijn opdracht uitgemoord en indien heden ten dage hetzelfde zou plaatsvinden zou zo iemand veroordeeld worden voor misdaden tegen de menselijkheid.
Columbus blies zijn laatste adem uit rond 1510, als ik het wel heb, op 20 mei, hier, in Valladolid werd hier begraven, maar, zoals het een wereldreiziger betaamt, is daarna zijn gebeente overal naar toe versleept.
Nadat ik de spullen, bestemd voor een fabriek, in Valladolid achter liet, keerde ik hey voertuig om en vertrok in oostelijke richting, want mijn retourvracht ligt een slordige 700 kilometer verderop. Dwars door Spanje, de dorre vlakte, een woestijn gelijk, met hier en daar een verstrooide puebla, in bewolkt, tamelijk koel weer, langs de Duero, via Aranda, Soria, bovenlangs Zaragoza naar Huesca waar ik weer door de tijd heen was.

Toen de diepreligieuze Rooms Katholieke koning de woeste reis op het zeilschip nipt had overleefd en veilig in het El Escorial te Granada was aangekomen, wilde hij zijn gelofte jegens de Eeuwige, gedaan tijdens de zeestorm, gestand doen. Nog in dezelfde week werden honderd "ketters", ex-roomsen die tot het protestantisme waren overgegaan, afgefikt, op brandstapels op gruwelijke wijze ter dood gebracht en op deze manier meende de eerste koning van Nederland ook nog een Gode welgevallig offer te brengen. Voor deze misdaad riep niemand hem ter verantwoording, of wellicht toch de Eeuwige, toen de koning stierf.

Phillips de Tweede, koning van Spanje, Nederland en België, werd geboren in Valladolid.

Aldus schreef ome Willem.
---

Valladolid

Centrum.


---

dinsdag 23 augustus 2011

Het testament.

De doortocht door het zuiden, over Bergerac, Marmande en Mont de Marsan, verliep vlekkeloos en ook het laatste deel, Pau, Oloron en Urdus liep lekker, zonder enige vertraging.

Na lange tijd luisterde ik weer eens naar de Brandenburgse Concerten, juist ja, van Bach, misschien niet de meest toepasselijke muziek, maar dat deerde mij allerminst.

Niet lang daarna daalde ik af, Aragon binnen, langs Jaca, een uiterst idyllische streek waar een serene rust van uit gaat, een rust die je vaak elders mist ondanks de geheimzinnig waaiende zuiderwind.

Het is het Oude Testament van de muziek, de klanken die Händel, Vivaldi en Bach aan het papier toevertrouwden, klanken van Goddelijke gerechtigheid, en Mozart schreef samen, met Beethoven, het muziekboek van de genade, het "nieuwe Testament" van de muziek
De zon scheen overdadig en is nu op weg naar zijn tent in het westen, toch voelde het, door de droge lucht, niet "warm" aan en je zou niet zeggen dat het hier en daar over de 40 graden is.

Toen ik een tijdje stil stond, hoorde ik in de oplegger enkele droge klappen van de vaten die ik bij mij heb. Door de hitte zetten ze uit en dat geeft soms een aardig muziekje, maar wel van daarná

Door de warmte geven ook de bomen en bloemen extra geur af, met name de vele bepijnboomde hellingen met hun ontelbare bloemengeuren en bij het opsnuiven nam ik de bezetting van deze geuren in mijn neus waar.
Tussen de twee muziek-testamenten heerst een samenspel, een erotisch apagé-spel en het is Vreekamp die in De Tovenaar en de Dominee op een zekere liefdesverhouding tussen het "oude" en "nieuwe" testament wijst, een, als het goed is, wederzijds geven en nemen.

In "Scipio's droom", een grieks verhaal door Mozart getoonzet, heerst dit thema ook tussen Fortuna en Constanza enerzijds en Scipio.

Het behaagde mij zeer, tot twee keer toe, om tijdens de dag een eind op de fiets te snorren. Één keer nog boven in de bergen, een kilometer of vier, en later, vlak voor Logroño, meer dan 15 kilometers terwijl ik eerst de helft tegen zwoele wind en verzengende zon in trapte en beide, bij ommekomst, in de rug voelde priemen.

Inmiddels ben ik teruggekeerd, deed mijn fiets in de kar en zit in een te moderne entourage op de maaltijd te wachten.

Nadien werd de muziek door wanklank weggevoerd in ballingschap, ver weg ge voerd om vermoedelijk nimmer weer te keren.

Alle muziek ná de twee hiervoren genoemde testamenten moeten gerangschikt worden onder goede of slechte commentaren, verklaringen of anti-muziek- en klank op de voornoemde muziek.

Slechts een enkele componist schreef nadien nog een muziekstuk, weliswaar in ballingschap, maar met zo hier en daar een open venster.

De muziek hier, in deze moderne eetschuur, is niet om aan te horen, niet waard om in enig testament te worden opgenomen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Aragon.

Stil, erg stil!

---

maandag 22 augustus 2011

Talloos.

Vanmorgen kwam ik er, net als vrijdag, weer doorheen, door de eindeloze slagvelden van Noord-Frankrijk, waar ze bij duizenden en duizenden liggen begraven.

Vrijdag kwam ik er ook langs vanuit Laon naar Lille en vanmorgen weer van Lille richting Parijs.

De afgelopen dagen hebben mij nogal verward. Niet één, maar enkele rampzalige berichten bereikten mij en deden mij huiveren, terwijl er één mij weer deed brengen naar de rand van een pijlloze diepte, een afgrond zonder bodem, zonder einde, en ondanks haar pijlloosheid zag ze toch kans gemeen terug te grijnzen. Woorden schieten mij te kort en tranen wellen in mij op als ik de teruggrijns in mijn gedachten weer voel opdoemen.

Wie een goede kaart heeft, zal ze er op vinden, de oorlogsgraven en ooit nam ik de moeite om rond elk oorlogskerkhof hier, op de kaart van Noord-Frankrijk een cirkeltje te tekenen. Na enige tijd schok ik, omdat ik opeens zag hoevèèl cirkels ik aan het tekenen was en elk cirkeltje honderden doden bevatte! De hele Noord-Franse vlakte ligt bezaaid met lijken, vaak jonge jongens die de twintig nog niet haalden en sneuvelden in de eerste wereldoorlog en de vraag die ik me dan stel is, wie zoiets kan rechtvaardigen.

Na Parijs reed ik verder naar het zuiden, Montargis, de weg op naar Bourges waar het inmiddels vanwege een felschijnende zon goed warm begon te worden; het leek wel volop zomer wat het contrast onuitwisbaar maakt!

Graven trouwens van allerlei nationaliteiten. Naast Franse en Duitse, ook Britse, Australische, Nieuwzeelandse, Zuid-Afrikaanse, Poolse, ja waarlijk vele nationaliteiten en allemaal gevallen op het slagveld. Ach toch, wat voor zin had het leven van deze arme drommels, die vaak moeders en vaders, vaak ver weg, verder als wat we nu ver noemen, met onuitwisbare tranen achter moesten laten.

Net voor Bourges sloeg ik af, richting Vierzon en het werd steeds warmer, tot over de 38.

Hoeveel het er zijn, ik kan ze niet tellen. We zien overigens alleen diè graven van soldaten die ook daadwerkelijk begraven zijn, maar de hoeveelheid is talloos. Van zeer velen werd niets teruggevonden! Niets!

Na Vierzon de weg op naar Limoges en niet lang daarna, op weg naar St Yrieix la Perche, bij Solignac, kwam ik stil te staan.

Onderweg, al rijdend kom ik onder de indruk van deze talloosheid, onder de indruk, niet zozeer van de dood, maar van zoveel doden, doden die we al jaren niet meer meetelden! Waarom eigenlijk niet?

Er vielen er nog veel meer, in die oorlog, en dan niet in het Franse noorden, maar elders.

Immers, de meeste slachtoffers uit 1918 liggen hier niet en kwamen niet om op enig slagveld, maar werden geveld door de griep die in één jaar tijd meer doden vroeg dan de slagvelden bij elkaar in vier jaar en wellicht is dit één van de redenen geweest dat die zinloze oorlog wegens gebrek aan mankracht kon worden voortgezet, zo talloos was het dodental.

Er is iets uiterst merkwaardigs met ziekten die mensen naar het leven staan: ze overwinnen niet. Nooit! Integendeel.

Hoewel naargeestige ziekten talloze levens eisen, delven ze het onderspit.

Als de ziekte het leven van iemand opeist, en de mens sterft, houdt ook de ziekte op te bestaan.

De afgrond komt mij voor ogen, die grauwe, koude grijns.
Zinloos, en zoiets zou ik die ziekten wel willen toeschreeeuwen, "zinloos, houdt er mee op, je verliest, want je gaat er zelf ook aan".

Aldus schreef ome Willem.



---

zaterdag 20 augustus 2011




De velden in het noorden, met de grote stro-rollen.



De laatste drie foto's zijn voor insiders. Het is de "haven" van Lille, dus het oude douaneterrein.




Boven het oude terrein vanop een afstand, onder het oude terrein, en links het restaurant, dat er, weliswaar een beetje gemoderniseerd, nog steeds zit.




De ronde van Bar sur Aube.



En ik fietste mee.

De afgelopen week.



Enkele impressies van de afgelopen week.


Met leuke dorpjes,


en het bijzondere kerkje van Saint Pere de Vezelay,


En de brug bij Gray,


en het water bij Bar sur Aube,



En de oude markthal.





donderdag 18 augustus 2011

Hersenen.

Een reus van een chauffeur komt het restaurant, met de aansprekende naam L' Assiette du Verger, binnen, waarbij hij net op tijd het hoofd wat opzij houdt om het niet tegen de bovenpost te stoten.

Terwijl vanmorgen links van mij vanuit het noord-oosten het dagen begon en de zon op magistrale wijze de lucht, maar vooral de wolkenflarden, rood, karmozijnrood en vermiljoenrose kleurde, was het aan de zuidhemel, dus rechts van mij, inktzwart terwijl een boos en driftig onweer op onnavolgbare wijze talrijke bliksemschichten, niet alleen naar de aarde zond, maar ook horizontaal deed flitsen.

Zo reisde ik, tussen twee weren door, naar het oosten, tot Sobernon waar het verschrikkelijk begon te regenen. Het onweder was mij met rasse schreden genaderd en ik zat er nu middenin.

In plensregen de stad Dijon door en niet lang daarna kwam ik via Auxonne en Dole in Saint Vit aan, het dorpje, vlak voor Besançon, waar ik de spullen uit Athis afleverde.
Inmiddels waren de wolken leeg geregend en er werd plaats gemaakt voor zonniger weer.

Het is hier eenvoudig, meer een veredelde friterie, maar goed, het is hier schoon, brandschoon, gezellig en ook de kok doet echt zijn best om er wat van te maken.

In Saint Vit vernam ik dat de volgende laadadressen in de buurt van Lille lagen, dus snorde ik vast richting Gray, een uiterst idyllisch stadje met een mooie rivier, en vervolgde de weg: Langres, Arc Barrois en Bar sur Aube waar ik even mijn fiets uit de kar pakte en, om mijn conditie te optimaliseren, het stadje drie keer rond reed. (Rondetijden, twee keer zeven, één keer acht minuten).

Intussen deed de zon overdadig, niet meer gehinderd door enige wolk, zijn best om de temperatuur naar grote hoogte te laten stijgen en de dertig was dan ook al gepasseerd.

Na de lichamelijke oefening volgden nog Brienne, Vitry, Chalons, Riemen, de Nederlandse naam voor Reims en daarna over de voormalige N 44 voorbij Laon waar ik na 5 kilometer het spul neerparkeerde.

En ja hoor, de zon is hier al weer schuil gegaan achter wolken, die steeds dikker lijken te worden. Op de parkeerplaats waait het stevig. Houden we het wel droog, vannacht?

De lange reus, die zijn groene pet ophoudt, gaat schuin tegenover mij zitten en bestelt, naast het voorgerecht, een bordje rognon, terwijl een klein gezet ventje van een jaar of veertig tegenover mij zit te smullen van een bordje grijze hersenen, gemarineerd met zoiets als mayonaise en daarbij hele donkere fritten.

Onder het smikkelen raken we aan de praat, natuurlijk weer over rijtijden, wachttijden, werktijden en bekeurende gendarmes, maar ik probeer het onderwerp te verschuiven naar een ander onderwerp, helaas tevergeefs, mijn frans schiet dan toch te kort.

Nadat ik heb afgerekend slenter ik weer naar buiten waar die zomerwind voor wat verkoeling zorgt. De reus komt niet lang na mij naar buiten, maar kijkt niet goed uit en ik hoor hem "merde" uiten. Buiten staan nog een paar jongens die hier de truck parkeren met een slok in de ene en een peuk in de andere hand, druk discussiëren over een onderwerp dat ik niet volg.

De dag verglijdt, la nuit tombe, en ook mijn Tour de France, wat heet, Vannes, Besançon, Lille, is weer bijna om.

De reus stapt, nadat hij een rokende peuk met duim en wijsvinger heeft weggeschoten, voor zijn rust in zo'n hoge Renault waar hij niet op zijn hoofd hoeft te passen. Ook het kleine mannetje gaat slapen.

Met twee paar hersenen.


Aldus schreef ome Willem.
---