Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 31 januari 2011

404.

Met een oude peugeot 404 deel ik op het chateau de heerlijke eenzaamheid.
---

Chateau Errante.

In alle vroegte vandaag weer op pad gegaan om de file's van Antwerpen en Brussel voor te blijven. Terwijl een manenschil met mij meereisde reed ik nog voor het krieken bij Rocroi de Franse republiek binnen. Deze week naar het zuiden om de koude te ontlopen, maar vandaag was er van ontlopen nog geen sprake. Integendeel: hardnekkig bleef de koude mij omringen op de weg die mij, als vanouds, over Vitry, Brienne, Langres en Dijon voerde en doordat ik in Charleville enige vertraging opliep kwam ik dit keer nog vóór Lyon, in Belleville, tot stilstand, op het terrein van Chateau Cambon waar de nacht dan in alle rust kan worden doorgebracht.

Het Chateau was echter verlaten vandaag en behoudens monteur Guy, was er, zoals het verlaten chateau's betaamd, niemand aanwezig waardoor mijn Vié errante een extra dimensie kreeg. Dat komt er van als je aan niemand je bezoek aankondigt.

Inmiddels is het nog steeds koud, veel kouder dan normaal en vermoedelijk, gezien de dunne schil van afgelopen nacht, deze nacht misschien wel nieuwe maan. Rondom is het donker, de hemel onbewolkt en toch zie ik geen sterren doordat er zoveel eigenaardige nevel in de lucht hangt dat het kunstlicht vanuit de wijde omgeving zoveel licht weerkaatst dat het om mij heen hier op de weide niet zo donker is dan het zou moeten zijn.

Zelfs de kleur van het gras waar ik op sta is ziet nog groen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Winterzon.

Een scherpe winterzon schijnt over de koude Noord-Franse vlakten.

---

zondag 30 januari 2011

Even kort.

Het kwam er even niet van, vrijdag en gisteren, om een bericht achter te laten. Vandaar nu maar even een korte samenvatting.

Vrijdag pas om acht uur opgestaan en na een uurtje geladen in het stadje Konz bij Trier waarna ik via Diekirch weer huiswaarts keerde.

Zaterdag nog even naar Halfweg gegaan om die lading daar in de oude suikerfabriek, die thans wordt omgebouwd tot evenementenhal, achter te laten, waarna ik op de zaak de lading voor komende in de kar zette. Ja, en toen maar snel naar huis waar ik aan het weekeinde, dat thans welhaast weer voorbij is, begon.

Morgen dus, schrijf ik u wel weer.

Aldus schreef ome Willem.

---

donderdag 27 januari 2011

De buizenpartij.

Vanmorgen begreep ik het even echt niet meer, maar opeens zag ik het, zoals het langdurig kijken naar zo'n kleurrijke kaart waar je na lang turen plotseling drie-dimensionale figuren ziet, of na lang kijken naar de schaakstelling en je plotseling ziet welke merkwaardige verwikkelingen er mogelijk zijn.

Over de balie hingen een half dozijn chauffeurs waarvan ik de eerste was en precies om acht uur keerde een voor het computerscherm zittende meneer zich om waarna ik hem de laadbestemming en bijbehorend ordernummer gaf.

Tegenwoordig staan kantoorgebouwen barstens vol computerapparatuur en alles wordt geregistreerd, opgeteld, berekend en opgeslagen met als achterliggende gedachte dat men alles dan weet, zonder te weten, alles precies is en er nimmer meer iets fout kan gaan, maar na een minuutje keerde meneer zich om met de mededeling dat ordernummer noch bestemming bekend waren.

Na enig geheenenweergetelefoneer bleek de betrokken lading, die hier, onder de rook van Mulhousse moest staan, toch nog op de fabriek te staan waar ik gistermiddag om drie uur voorbij kwam, vlak bij Bad Sackingen, en dat snapte ik eerst niet.

Dus eerst maar een uurtje terug.

Het begon me te dagen toen ik het enorme fabrieksterrein op reed en om mij heen keek. Vermoedelijk een labyrint van honderd duizend instrumenten waren hier aan het werk, terwijl een waar buizendoolhof het fabrieksterrein beheerste. "Kon hier" zo bedacht ik mij "nu nog iemand zijn die van alles weet hoe het werkt en van elke pijp weet waarvoor die dient?"
Al snel hadden we het voertuig geladen, geladen met bestemming Wesseling, een stadje tussen Bonn en Keulen, zodat ik toch nog om elf uur vertrok.

Tijdens mijn reis over de doodstille weg (ik kwam tot Strassbourg hooguit vijf tegenliggers tegen) van Bazel naar Neu Lauterbourg waar ik altijd de weg via Neuf Brissach en Rhinau, dus langs de Rijn neem, piekerde ik nog verder na over de wirwar van metertjes, silo's, machines en buizenmassa, want dat gebeurt er dus als bedrijven groot, te groot worden.

De problematiek die ik vanmorgen ondervond enerzijds, en de enorme wirwar op die fabriek anderzijds, hadden iets met elkaar te maken en na het vorderen van de reis brak langzaam maar zeker een voortschrijdend inzicht in dubbele betekenis door.

Om acht uur kwam ik aan in Wesseling, aan de Rijn, een stadje waar het barstens vol staat met chemische fabrieken. Een ware lichtzee, van onder tot boven, alles krap op elkander gezet, en dan meteen de goede ingang gevonden.

De portier, een donkerblonde Duitser met een joekel van een snor, bekeek mijn papieren. De fabriek waar ik had geladen, trouwens ook gelegen aan de Rijn, had dezelfde naam als de fabriek waar ik nu was. Het was dus een soort intern transport. De snor begon rond te bellen en met enige inspanning kon hij mij vertellen waar ik de lading heen kon brengen en dat ik het nu nog kwijt kon.

En zo reed ik de tweede keer vandaag langs een buizenwiwar op, dank zij de snor die begreep. Die begreep dat het geen lolletje is om mogen vroeg in de file te staan, die begreep dat ik wel graag van de handel af wilde, die dus oog had voor detail, maar die natuurlijk nooit het overzicht van de hele fabriek had.
Dat was tevens het moment dat ik het plotseling allemaal begreep.

Want daaruit leerde ik dat, wie het overzicht heeft, nooit oog zal hebben voor het detail, het detail ook nimmer zal kunnen begrijpen, waardoor fouten, zoals verkeerde ordernummers, aan de orde van de dag zijn.

Nadat ik de buizenpartij verliet, het DAFje nog een flinke schop gegeven, Euskirchen, Blankenheim, Bitburg. Op een donkere parkeerplaats waar nog een twintigtal wegreuzen staan denk ik nog even terug aan de buizenmassa, het foute ordernummer, de hulpvaardige snor en het doorgebroken inzicht.
Als je weet dat je waarneemt, dan ga je vanzelf waarnemen wat je weet.

Aldus schreef ome Willem.


---

woensdag 26 januari 2011

Het meer van Zürich.

Met aan weerskanten tamelijk volgebouwd.
---

Guur.

Al vroeg was ik wakker, mede doordat al om vijf uur een sneeuwschuiver het terrein om mij heen sneeuwvrij aan het schuiven was en dat ging met de nodige herrie gepaard waardoor ik werd gewekt.

Om zes uur kwamen de eerste werknemers opdagen en een half uurtje later, na de eerste koffie, begon men met lossen waardoor ik reeds om zeven uur de reis voortzette.

Er viel nog steeds sneeuw en de dag was nog in duisternis gehuld terwijl het licht van de duizenden tegenliggers alles deed glimmen, dus goed uitkijken dan.

De volgende client zat aan de zwitserse grens, in Bad Sackingen en zo reed ik door voortdurende sneeuwval via Tübingen en Balingen naar Rottweil, toen even de snelweg op, maar snel er weer af en vervolgens naar Blumberg. De sneeuwbuien hadden inmiddels plaats gemaakt voor een bleek zonnetje, afgewisseld met licht tot zwaar bewolkt.
Vanaf Blumberg een klein uurtje doorgereisd langs de grens en de Rijn en rond elf uur was ook dat klantje weer blij, waarna ik er nog ééntje over had, maar daarvoor moest ik een stuk terug, naar Waldshut waar ik aan de grens eerst de douane afhandelde en toen Zwitserland in.

Ruim een uurtje later was ik bij de laatste klant, gelegen aan het schitterende Zürichersee in het plaatsje (zoals ik vrijdag reeds meedeelde) Lachen en nog voor vieren was ik van de handel af.

Vervolgens even links en rechts genoten van wat zwitserse snuisterijen, maar na een uurtje reed ik vast een stuk op naar het eerste teruglaad-adres dat zich onder de rook van Mulhousse bevind, aan de Franse kant vlak aan de Rijn en dicht bij de autobaangrens waar zich een matig eethuisje bevind en vanwege die matigheid ga ik er maar niet naar toe.

Mijn auto heb ik neergezet op een onverharde strook, waar nog enkele wegreuzen staan, tussen de weg en de nevengelegen spoorlijn. Neonlampen verlichten de lange, brede en stille straat, rechts van mij moet de Rijn zijn en links ontwaar ik een doorgaande weg waar zo nu en dan een voertuig over snort. Nog verder weg zie ik met grote regelmaat een vliegtuig naar beneden komen die natuurlijk gaat landen op de Frans-Zwitserse luchthaven tussen Basel en Mulhousse en deze laatste stad laat een ferme lichtafdruk op de gure wolkenhemel achter die ik vanhier goed kan zien.

Verder is er niets. Geen wind, geen sterren en geen maan terwijl er ook nergens meer sneeuwresten over zijn.

Terwijl het koud en guur is loop ik een stuk over de lange, eentonige weg, en vanwege de onaantrekkelijkheid keer is snel weer terug. Niet ver van hier ken ik twee wijnboeren en bovendien is de stad waarvan ik de lichtafdruk zie ook aardig om te toeven, maar dat doen we een andere keer maar weer. Eerst moet het maar eens wat langer licht worden en het gure ingewisseld voor het aangename.

In deze wintertijd geniet ik maar van de gure troosteloosheid van de omgeving. Ook dat is een gekend onderdeel van ons (beroeps)bestaan en je ervaart zo tenslotte dat niet alleen het gekende, maar ook het kennen zelf iets veranderlijks is.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 25 januari 2011

Unfall

Dit ging niet helemaal goed!

---

Brug.

Over de Moezel bij Koblenz.
---

Kijken.

Langzaam loop ik in het donker de weg terug naar boven terwijl een forse portie sneeuw naar beneden dwarreld. Zojuist kocht ik voor 29 cent een potje aardbeienyoghurt bij de NETTO, de enige supermarkt in dit dorpje, Ostfildern-Kemnat, onder de rook van Stuttgart, waar ik morgen een groot deel van de lading los en onder het wandelen denk ik na over het verschil van kijken naar beneden en kijken naar boven, want er is een eigenaardig verschil. Daar werd ik vandaag weer bij stil gezet nadat ik eerst een adresje in Dohr weg bracht en toen naar het even verder gelegen Cochem afdaalde. Vanuit de hoogte keek ik het dal in en zag de mensen, het kasteel en de auto's, klein, terwijl de afstand naar beneden nauwelijks honderd meter is. Eigenaardig, want als ik datzelfde recht voor me zie op de vlakke weg, lijken ze met dezelfde afstand minder klein, minder ver vooral.

Na Cochem reed ik stroomafwaards het dal van de moezel uit en zag na veertig kilometer de enorme Moseltalbrücke boven mij en ik nam het beeld goed in mij op: het verkeer dat op de hoge brug reed en de lengte van de pijlers. Na een kwartiertje reed ik zelf op de brug en keek naar beneden en bemerkte dat de afstand naar de rivier, de huizen en de mensen die ik zag vanuit de hoogte verder weg zijn dan toen ik beneden aan de brug stond: de afstand tussen mij en het verkeer leek aanmerkelijk kleiner, maar nog wel verder weg als je hetzelfde in dezelfde afstand recht voor je ziet.

Na Koblenz naar Florsheim en Rüsselsheim, twee klantjes er uit en daarna nog eentje in Gross Umstad waarna ik via een glibberig besneeuwde weg bij Ebersbach langs de Neckar naar Heilbron kachelde waarbij ik weer eens de Audi-fabriek, gehuisd in de voormalige NSU-fabriek, passeerde.

Na een pauze het laatste traject vandaag afgelegd, via Backnang en Waiblingen naar Kemnat waar ik tijdens de avondwandeling mijn overpeinzing begon.
Na een drie kwartier was ik weer bij het voertuig en inmiddels kwam ik tot de volgende conclusie:

Naar beneden kijken maakt voor het oog de afstand langer dan naar boven kijken, en beiden maken de afstand weer groter dan de dingen die je horizontaal ziet.

Hoe is dat te verklaren?
Kennelijk zien we niet wat we zien.

Aldus schreef ome Willem.
---

maandag 24 januari 2011

Het Victoria hotel.

Met het kleine, zelfstandige, souvernierswinkeltje.

---

Victoria.

Vrijdag reed ik nog door een kilometerslange straat, kaarsrecht met helemaal aan het einde zicht op de bombastische toren van Mechelen, vandaag wandelde ik onder meer door Utrecht en even door Amsterdam en de afstand tussen beide steden legde ik visa versa met de trein af.

Wie het Centraal Station van Amsterdam aan de stads-zijde uit loopt kan er alleen maar om heen. Recht voor het station staat het meer dan honderd jaar oude hotel. Het Victoria-hotel.

Aan de zijkant zit een klein pittoresk souvernierswinkeltje en gezien het opschrift: Anno 1662, zit het er al even. Aan beide, het winkeltje en het hotel, zit een kleine ludieke historie verbonden.

Toen het hotel werd gebouwd, wilde de hoteleigenaar ook de plek van de souvernierswinkel hebben en daarbij had het de Gemeente Amsterdam aan zijn kant staan.

De winkeleigenaar wilde het echter niet verkopen waarna er werd geprocedeerd. Er schijnt over de grond en het winkeltje jaren te zijn geprocedeerd, maar de rechter besliste uiteindelijk alles in het voordeel van de winkeleigenaar.

Vandaar die toch wel vreemde plek van dat winkeltje. Het hotel is geheel om het winkeltje heen gebouwd. Nee, met betrekking tot dat winkeltje dus geen victorie voor het hotel.

Na even de sfeer van de stad te hebben opgesnoven keerde ik hotel Victoria de rug toe en daarna weer snel verder en rond drie uur in het dafje geklommen en vertrokken. Via Maastricht, Verviers en Winterspeld richting de Eifel. En daar de rem er op. Ook wel weer aardig. Een nachtje Eifel, een tiental kilometers boven Gerolstein en als ik goed luister kan ik het bubbelen van de Gerolsteiner Sprudel in de verte waarnemen.


Aldus schreef ome Willem.
---

Mechelen.

Na enkele kilometers zie je de toren steeds naderbij komen.

---

De toren.

De toren van Mechelen is vanuit een hele lange straat van ver te zien.
---

zaterdag 22 januari 2011

Gewijzigd.

De vrijdag was niet zoveel bijzonders, dan alleen het feit dat ik, na geladen te hebben ik Puurs voor Amsterdam, mijn werk voor volgende week vernam, een lading voor Marseille die na het lossen direct aan mij zou worden betaald, en wel het lieve sommetje van honderd zestigduizend euro.

Bij nader inzien vond mijn werkgever dit eigenlijk een beetje te gek worden en werd het avontuur afgeblazen. Gelukkig maar, want met de hele week een dergelijk bedrag in de stuurhut is niet echt lekker slapen.

Uiteindelijk kwam er dit en ging er dat, liep de hele boel in de soep en werd er weer uitgehaald waardoor alles werd gewijzigd en ik volgende week toch weer een gezellig oude mannenritje ga rijden

En dat wordt uiteindelijk lachen.

Aldus schreef ome Willem
---

donderdag 20 januari 2011

Het beduimelde kaartje.

Wat al vele jaren in mijn portefeuille zit.

---

Vlaams Limburg.

Tussen Diest en Aarschot.
---

Belgische huisjes.

Hier zou je toch elk ogenblik Lambik kunnen verwachten.
---

Hernieuwde sneeuw.

In Duits België.

---

Schaakloos.

Even snuffelen tussen een stapeltje oude papiertjes, want ik wist dat ik het nog had en ja hoor, achter dat witte, jaren oude, velletje, waarop nog een uitnodiging staat om op zaterdag 1 juni (ergens in de jaren 80 van de vorige eeuw) het zoveel jarig bestaan van schaakcafé Gambi(e)t te komen vieren, haalde ik het ongeveer even oude beduimelde bruine kaartje tevoorschijn.

Vanmorgen, na vijf minuten rijden was het opeens spekglad en omdat daarna een tamelijk steile afdaling volgde ging ik niet meer verder. Het had gesneeuwd, afgelopen nacht, en de wegen waren nog niet allemaal schoon gemaakt, maar na een half uurtje kwam de pekelwagen al waardoor ik verder kon schuiven.

Ja, vanavond wilde ik ook weer schuiven, vandaar dat oude kaartje, ik denk meer dan twintig jaar oud, het kaartje van Taverne Greenwich te Bruxelles.

Maar eerst door een vernieuwd sneeuwlandschap, langs Diekirch naar Weiswampach en daar weer trouw boodschappen gedaan. De sneeuw was niet al te dik; niet alles was gehuld in sneeuw zodat de akkers versierd waren met kleine bruine en groene stippen, zoiets als witte slagroom met daar overheen wat gestrooide cacaopoeder.

Schaakcafés heb ik vaak gevonden, in Neurenberg, Parijs, Nice, Zürich, Wenen, Praag, Berlijn, Grenoble, Heidelberg, Keulen, Frankfurt en ooit ééntje in Brussel en van bijna allen heb ik nog wel een adreskaartje.

De reis ging verder, Liege, waar de witte wereld geleidelijk plaats maakte voor een groene en daarna richting Antwerpen want mijn losadres zat in Zolder en rond de middag was ik die lading ook weer kwijt.

Greenwich, zou het nog bestaan? In ieder geval kon ik naar dat adres, Rue des Chartreux, maar daar kom je niet met een grote truck want het is vlak bij het plein waar Egmond en Hoorne een kopje kleiner werden gemaakt.

Na Zolder wist ik, dat ik de tijd had omdat ik pas morgen om een uur of acht in Puurs kon laden, zodat ik over Paal naar Diest reed, langs wegen die lonkten naar weleer en langs dorpjes met huisjes waar op ieder moment Sidonia of Suske uit konden lopen.

Langs stadjes als Scherpenheuvel en Rillaar waar de tijd een beetje stil heeft gestaan, en dan naar Aarschot, Kampenhout en tot slot Brussel waar ik het voertuig op een aardige stek aan de kant zette, vlak bij het eindpunt van de tram.

Vanuit het tramraampje staarde ik naar de volle maan die ik steeds opnieuw zag als de tram een zijstraat passeerde en daardoor de laaghangende bol kon volgen terwijl ik me trachtte te herinneren hoe die tent er uitzag. Het enige waar ik me nog iets van kon herinneren was de tegenstander waartegen ik een paar spelletjes speelde, die keer dat ik ook hier in de buurt een dag moest wachten, toen, op de douane.

Nadat ik de tram verliet vond ik na enig zoeken de taverne en trad er binnen, maar er was niets wat ik herkende. Bij navraag kon dat ook niet, want de tent was ingrijpend verbouwd. Er kon geschaakt worden, want daar kwam ik hier voor, maar helaas, bij gebrek aan een tegenstander kwam het er niet van. Een marrols sprekende gast die ik er naar vroeg knikte begrijpend. "Vroeger", zo zei hij, "werd hier veel geschaakt, maar tegenwoordig nauwelijks meer".

Schaakcafé Greenwich waar wel geschaakt kan worden, maar niet tegen wie. Jammer, en ik slenterde door de bruisende Brusselse straten. Het was misschien toen, maar ook nu nog, een bruisende stad. Na een klein uurtje nam ik de tram weer terug, maar niet voordat ik links en rechts vroeg of er misschien ergens anders een schaakcafé huisde, maar niemand die mij dat vertellen kon.

Niet al te laat kwam ik weer terug bij mijn oude trouwe DAFje en pinkte een traan weg. Waar moet dat heen, een Europese (hoofd)stad zonder goed functionerend schaakcafé!

En zo wordt ik genoopt vannacht te slapen in een schaakloos Brussel.

Aldus schreef ome Willem.
---

Diekirch.

Die Kirche.

---

woensdag 19 januari 2011

De Zuur.

Het licht van de volle maan legt een zilvergrijze glans over de krachtig stromende Sauer, of Sure, zo u wilt, alsof een metaal door grote hitte vloeibaar werd gemaakt en kolkend wegstroomd. Maar het is niet heet, integendeel, het is fris, erg fris, weer voor een jas.

Ongewoon eigenlijk, de maan nu te zien terwijl dunne wolken jachtig voorbij schuiven, want nog geen half uur rijden terug zag ik bijna niets meer door een ondoorzichtige sneeuwstorm, juist op het moment dat ik vanuit de bergen via de kilometerslange steile helling naar beneden, naar het Moseltal, afdaalde.

Het was de tweede keer al vandaag, want nadat ik vanmorgen in het om de hoek gelegen Gasthof een koffie en een boterham met zwitserse kaas nam en die onder het ongerief van de rook van een sigarenrokende medegast consumeerde, -Zwitsers trekken zich weinig van het Europese rookverbod aan- en aansluitend mijn lading bij het nevengelegen bedrijf achterliet, toog ik heen, oostwaarts, reed bij Sankt Margrieten Oostenrijk binnen en nog voor Bregenz viel er in een paar minuten zoveel sneeuw dat de weg nauwelijks meer te zien was.

Bregenz, waar ooit een Bregenzer volkje woonde, maar dat werd verdreven door het leger van de Romeinse keizer Tiberias rond het begin van de Juriaanse jaartelling en die de stad innam en er een mooie havenstad voor de Bodensee van maakte.

Gelukkig hield het snel op met sneeuwen toen ik Duitsland binnen reed en zo was ik nog voor de middag in Windach, even voorbij Landsberg, de stad waar ene Adolf gevangen heeft gezeten en die tijd misbruikte door een akelig naar boek te schrijven.

In Windach loste ik de laatste klant, ik was dus leeg, zoals dat heet, en reed nagenoeg dadelijk in tegengestelde richting, zei het dat ik heen over Isny en Kaufbeuren ging, maar nu recht naar het westen, naar Memmingen, om aldaar de terugvracht op te pikken en omdat ik voertuig nummer zes was duurde dat enige uren.

Na drieen zat de bubs er in en vertrok, langs de stad waar rond 1880 Albert Einstein het levenslicht zag, Ulm, en vandaar naar Stuttgart waar ik een half uurtje in de file kwam, maar vandaar Karlsruhe en vervolgens via Pirmasens en Landstuhl naar Trier, door de sneeuwbui vergezeld met lichtflitsen heen. En zo kwam ik hier, afgedaald bij Newel, naar Rallingen, de brug over en de parkeerplaats op. Tien uur en drie minuten, zo kan het wel weer.

Om mij heen is het stil, er is nergens rumoer hoorbaar. Alleen het kolkende water van de Sauer is, als ik goed luister, hoorbaar, als het geluid van een verfijnde symfonie en daar kun je heerlijk bij slapen.

Zo Sauer is de Sure niet.

Aldus schreef ome Willem.
---

Bregenz.

In vijf minuten tijd was het even goed raak!

---

Zwarte Woud.

Midden januari. En hoog.
---

dinsdag 18 januari 2011

Kleuren.

Kleuren waarnemen is een zaak van het ogenblik want bij elk ogenblik is de kleur anders, hier, aan de oever van het meer. Het verschil van kleur tot kleur boven het water verandert van tijdstip tot tijdstip. Zou ik de kleuren van zo'n tijdstip kunnen vangen? Een foto nemen? Stilzwijgend wordt aangenomen dat kleurenfoto's, kleurenfilms en kleurentelevisie zulke ogenblikken weergeven en de kleuren die men zo ziet met de werkelijkheid overeenstemmen of zelfs identiek zijn. Wat moet ik van zo'n weergave zeggen? Toch vooral dat ze mooi zijn, maar niet echt. De afbeelding is slechts een plaatje, een mooi plaatje, iets te mooi, want zo was het niet.

De wisseling van kleur-accenten zie ik dagelijks, ook vandaag, en het oog wordt niet verzadigd dit op elk ogenblik waar te nemen. De donkere bergen met dwars er door de druk bereden grote weg met zijn vele auto-lichten, de ochtendschemer tussen Hornbach en Bitche, de groene velden en nog kale loofbomen van de route naar Haguenau en de dagelijkse kleurenwisselingen bij Strassbourg en Lahr, alwaar ik, na een eerste losadres, over twee kleine bergpasjes via Schweighausen naar Steinach reisde en daarna over Tutlingen, Messkirch en Pfullendorf naar Ravensburg, de stad waar de firma Ravensburger legpuzzels maakt, reed, naar een tweede losadres vandaag. De kleuren, steeds weer wisselend en nimmer vervelend, al slaapt de natuur nog grotendeels. Vorige week was hier alles nog wit, nu is daar nauwelijks meer wat van te zien.

Tot slot nog even, na het lossen, in Meersburg de boot op, overvaren, de grens met douane passeren en nog even naar Romanshorn aan de Bodensee waar ik nu tegen een stenen muur leun terwijl ik de watervlakte overzie.

Het weer is grijs en kleine, vage wolken boven de bergen die het meer in de verte begrenzen groeien langzaam uit tot ware gevaarten. Er zit beweging in en nu ik mij niet verroer en de tijd doe wegglijden, zie ik de wolken groeien. Scherp zie ik het niet want de lucht is heiig. Links is er nauwelijks verschil tussen wolken en meer. Het is windstil en fris. De struiken aan de rand van het meer laten hun takken hangen en de bladeren van de groenblijvende heesters glimmen afwisselend. Alles voor mij ziet er steeds anders uit, het gras met zachte tinten, de wazige blauwe bergen in de verte. Alle kleuren zijn mat geworden, wittig, gelig, hier en daar zachtrood of blauw, en boven dat alles de grijsgrauwe gevaarten aan een zilveren hemel. Daar strijkt een zuchtje wind door de bomen achter mij, de takken roeren zich en ik voel de wind langs mijn wangen strijken. Een droog, dor, blad schuifelt over de stenen. Dan is het weer stil. Alles lijkt te wachten, behoudens de wolken, die groeien met steeds nieuwe koppen uit tot een gistend geheel.

Een fototoestel kan dat niet vastleggen omdat het ogenblik de kleuren van ogenblik tot ogenblik wisselen en een ogenblik is nu eenmaal niet hetzelfde als een moment, het moment van de foto.
Bij het zien gaat de tijd voort, soms snel, soms traag. Toen het zuchtje wind het blad voortdreef over de stenen ging de tijd snel. De tijd ging bovendien alleen bij dat blaadje snel. Waar ik nu de wolken zie bewegen heerst een andere, snellere tijd. Van deze verschillen kan een toestel niets vastleggen. Zelfs een film geeft niet meer dan een oneigenlijke, hortend en stotend verlopende weergave van wat de kleuren op het meer aan tijd tonen.

Traag loop ik terug over het groene grasveld. Is het wel groen, want ik zie het nagenoeg zwart. Maar gras blijft 's-nachts natuurlijk ook groen. Al mijmerend loop ik naar mijn slaaphut en discusieer met mij zelf over de kleur van het gras. Niet mijn weten corrigeer ik, maar mijn waarneming en zo ziet het gras er ongeloofwaardig uit en dat is alleen te begrijpen als je het moment uit de waarneming weert.

Gras is er de hele dag. Gras in de nacht is deel van de dag en de dag deel van het jaar, van jaren, van eeuwen. Dat gras, dat groen is in de lente, geel in de zomer en bruin in de herfst, dat zie ik overdag en nu in het donker, in de donkerte van de avond van de dag. Dat gras is groen.

Zo kom ik aan bij mijn voertuig waar ik de nacht ga doorbrengen. Ook het voertuig is groen ook al is ook dat in het duister niet te zien.

Aldus schreef ome Willem.
---

maandag 17 januari 2011

Streefkerk.

De molen aan de lek.

---

In het land van Saar.

Langzaam kruip ik uit het dal naar boven. Het is laat, donker en regenachtig, hoewel: het regent nu even niet en al is het bewolkt, de laag is dermate dun dat ze verlicht wordt door het maanschijnsel niettegenstaande dat ze niet te zien is.

Vandaag pas rond de middag uit Amsterdam vertrokken nadat ik wat adressen had afgeleverd, even langs de poly van de DAF geweest en gekeken of de thuishaven er nog stond. Daarna eerst Bergambacht aangedaan, daar met de veerpont de Lek overgestoken en langs de prachtige molen van Streefkerk gereisd waarna ik naar een laatste laadadres in het dorpje Stampersgat kachelde. Jawel, ik kom nog eens ergens.

Daarna stiefelde ik, afwisselend luisterend naar radio één en vier, via 's-Hertogenbosch, dat binnenkort weer Oeteldonk gaat heten en Maastricht weer het land uit. Langs Verviers naar Bittburg om uiteindelijk, tussen Trier en Saarbrücken, bij het naar boven rijden uit het dal van de Moezel, midden is Saarland, te stoppen. Het is per slot van rekening al laat genoeg en ik begon zelfs al te gapen.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 15 januari 2011

De Rijn.

Bij Ochten, in volle omvang.

---

Femke !

Waarom wilde Femke toch nog zo graag even blijven, of, waarom wilde ze zo plotseling weer weg?
Vandaag, zaterdag, nog even die roemruchte eieren wegbrengen en dan zijn we klaar. Zaterdag ook in de weer ja, op het moment dat de meesten aan het door- of uitslapen zijn. Vermoedelijk maken wij vrachtrijders meer uren dan die artiesten, politieke artiesten, want die dwepen vaak voor de media dat ze soms wel 80 uur per week in de weer zijn. Als ik straks met pensioen ga dan heb ik anderhalf keer zoveel uren gewerkt als de doorsnee Nederlander, maar ja, daar koos ik zelf voor, nietwaar?

Gisteren vanuit Martigny afgereisd, een rustige dag, over Pontarlier weer naar Lure, Metz en als toetje nog even winkelen in weiswampach waar ik deze keer niets gekocht heb. Onderweg hoorde ik van een collega dat hem een misdrijf was overkomen: op 21 december 2010 was hij tussen Dortmund en Kassel door hevige sneeuw overvallen waardoor hij nauwelijks meer kon rijden. De parkeerplaatsen waren óf overvol, óf door de sneeuw niet te bereiken en zodoende gebeurde het dat hij 21 minuten rijtijdoverschrijding had. Op 13 januari behaagde het de Franse gendarmerie hem daar een boete van 135 euro op te leggen. Zoiets is ronduit misdadig en hier de politie dus de misdadiger. Maar ja, we moeten er maar mee leren leven als met een chronische ziekte.

Femke is 44 jaar en ze stopt er mee. Waarom toch?? En eerst wilde ze juist weer een termijn doorgaan!
Volgens de doctrine van de Partij Politiek van Groen Links, dus volgens hun eigen statuten kan er maar drie keer vier jaar, dus 12 jaar, iemand de fractie voorzitten , maar Femke wilde toch nog een extra termijn en kreeg deze, zonder enig protest en werd herkozen voor de volgende periode.
Ondertussen ben ik in Ochten aangekomen om dat ei-klantje af te leveren en ach, het is niet ver bij mijn huis vandaan, dus vooruit maar. Ik zal wel rond de middag thuis zijn en dan zit ook deze week er op. Nog een jaar of wat, nog een slorige 500- 600.000 kilometers en dan kan ik, als de politiek niet anders beslist, wellicht met pensioen.

Net als Femke!

Maar met een verschil!
Voordat ze voor de vierde termijn werd gekozen hoefde nog maar een half jaar in de tweede kamer te zitten om dan na 12,5 jaar recht te hebben op haar volle pensioen, ongeacht haar leeftijd (44 dus). Een andere politicus, de D66-er Boris Dittrich, vertrok ook na 12,5 jaar en kreeg zijn volle pensioen en er zijn er wel meer geweest.
Nu hebben zij intussen hun pensioen-opbouw gehaald en dat terwijl ome Arie en tante Truus tot zijn/haar 66-67e jaar door mag gaan ploeteren om de pensioengerechtigde leeftijd te halen! Natuurlijk, die politieke lui maken veel, erg veel uren, maar waarom geld die Femke-regeling dan ook niet voor mij?
Ach, ik zou dat niet eens willen, maar het lijkt me wel eerlijker dat we die idiote pensioenregeling voor al die politieke artiesten maar zo snel mogelijk af moeten schaffen en stel ze, wat dat betreft, gelijk aan Ome Arie en Tante Truus!

Aldus schreef ome Willem.


P.S. Dat van Femke, ome Arie en tante Truus las ik bij www.chauffeurstoekomst.nl
---

donderdag 13 januari 2011

De warmtebel.

"Aan de rechter hand krijg je een grote silo", had de mevrouw mij in verstaanbaar italiaans verzekerd en daar zou het zijn. Maar als het zicht nauwelijks 100 meter is, dan kan de silo nog zo hoog zijn, dan heb je aan zulke informatie niet veel want te zien was hij niet.

Toch gelukte het mij het laadadres in cesole te vinden en om half negen reed ik er al weer weg. Volgens de radio zou het wel tien graden zijn hier, maar het was hier maar twee. En mist, steeds maar mist, langs Piadena naar Cremona, mist, en dat was er ook in Verolanuova, bij het tweede laadadres.

Later, toen ik net na de middag in Rodengo, in de buurt van Brescia, het laatste adresje ging laden, was het een stuk beter, een graad of acht, negen, maar toch wel fris hoewel er een aangenaam zonnetje straalde.

Om drie uur kon ik huiswaarts keren, nam de grote weg naar Milaan en besloot een transit-document te laten maken in Busto Arsizio. Op de parkeerplaats aldaar was men net bezig met een vrachtvoertuigcontrole, compleet met weegbrug en andere snuisterijen, maar ik parkeerde het voertuig, pakte mijn spullen en ging het kantoor van de declarant binnen om het document te laten maken.

Gelukkig hebben agenten ook venstertijden, want even voor vijven klapten de de spullen al tezamen en maakten aanstalten om te vertrekken, net op het moment dat mijn papieren klaar waren.
En zo ontsprong ik de dans, klom in de stuurhut en toog herwaarts, richting Arona, en dan langs het Lago en verder, naar de Sempione. Toen ik bij de grens de deur open deed kwam een zwoele lucht mij tegemoet. De temperatuurmeter gaf 16 graden aan en dat was wel te merken ook! Hoewel ik hier al aardig hoog zat, bleek dus dat ik in extreem warme lucht was terecht gekomen.

Op het douanekantoor te Gondo vertelde ik aan de beambte dat nauwelijks twintig kilometer terug de 5 nog niet werd gehaald, maar de beambte vertelde mij dat het de hele dag in Gondo al zo warm was en ook boven op de berg werden vandaag temperaturen van ver boven de tien gemeten! Er was hier dus sprake van een eigenaardige warmtebel, een bijzonder natuurverschijnsel.

En inderdaad, hoewel de lucht helder was en dit meestal garant staat voor koude temperaturen, was het boven op de berg en twee uur na zonsondergang nog zes graden!

Naar boven toe kwam ik trouwens niemand tegen en bovenop stond ik een tijdje stil. Er was niemand, ik zag niemand en er kwam niemand, geheel alleen stond ik aan de top, in een met maanlicht overgoten sneeuwlandschap, de sterren duidelijk te zien terwijl een jas niet echt nodig was. Alsof ik in een andere wereld was. Het was een verrukkelijk gezicht om zo naar de ruim halfwassende maan te kijken en te genieten van het snarenspel van de nietruisende stilte in deze witte wereld. Na een korte stond weer verder en met duizelingwekkende snelheid rolde ik de berg weer af. Niemand kwam mij tegemoet en halverwege genoot ik van de aanblik van de duizenden lichtjes ver beneden mij die het stadje Brig voortbracht en even later maakte ik ook onderdeel uit van de vele lichten.

Ook tussen Brig en Visp zag ik werkelijk niemand, alsof de Zwitsers een avondklok hadden ingesteld, maar daarna kwam ik wel weer wat tegen.

Tot slot toch nog, ondanks het late vertrek, een aardig eind gekomen, Martigny. De temperatuur zakte, hoe westelijker ik reed, steeds meer, tot aan nu net rond het vriespunt.

Maar met mijn kacheltje creëer ik wel weer, net als bij de Simplon, een warmtebel.

Aldus schreef ome Willem.
---

Schade!

Even koffie drinken. Kom ik terug
Zie ik dit!  Een kras op de zijkant.
---

Mist.

In de Po-vlakte.

---

woensdag 12 januari 2011

De smalle weg naar boven.

Naar de eierenboer.

---

Eieren

Afgelopen week kwam Duitsland in het nieuws vanwege een dioxine-schandaal en met name eierproducenten werden geblokkeerd want die bleken te veel van dat gif te bevatten. Die eieren dan....

Het was toch nog mistig, vanmorgen, en zeker toen ik de Po overstak, maar bij Vercelli was er plotseling niets meer dan alleen een klare sterrenhemel boven mij die al dra door de dageraad aan mijn oog werd onttrokken.

Bij Vercelli sloeg ik af en reed via Novara verder, via allerlei kleine dorpjes, Galliata, Turbigo, Robecchetto en kwam zo nog dik voor achten aan in Buscate waar de eerste vandaag er al weer uit ging. Daarna volgden nog Marnate en Concorezzo, allen rondom Milaan.

Aan Concorezzo heb ik nog talloze herinneringen omdat daar het voormalige douaneterrein is (het is er nog steeds, maar niet voor de lidstaten die geen douane meer nodig hebben) en wij daar soms twee of meer dagen stonden "vrij" te maken, hetgeen wil zeggen dat het neerlands goed italiaans werd. De keren dat ik daar met collega's de maaltijd gebruikte bij opa, net om de hoek, of bij de duitser of bij Laura, twee tentjes even verder in het dorp, zijn nauwelijks meer te tellen, net als de lire's die we hebben besteed.

Een jaar of tien geleden ben ik nog eens wezen kijken, maar toen was er al niet één meer te vinden.

Vervolgens had ik er nog ééntje in voor Bolzano Vicentino, vlak bij Vicenza en even na twee uur had ik die er ook uit.

En daarna begon ik aan de teruglaadronde en ik koos het dorpje Prun, ten noorden van Verona, uit als eerste laadadres omdat ik voorzag dat ik daar nogal wat tijd mee kwijt zou zijn.

In Vicenza scheen nog de zon, maar bij het naderen van Verona kwam ik onder een dik wolkendek terecht. Via Verona-Noord kwam ik in San-Pietro-in-Cariano waar ik links af sloeg en zette de CD-speler aan. De vierde symfonie van Beethoven zat er nog in en ik reed Negrare door op het moment dat het machtige Crescendo na het langzame begin uit de speakers kwam.
Vanaf dat moment reed ik, omdat ik steeds hoger kwam, in dichte mist en ik hoorde hoe de dwarsfluit eigenwijs een andere toonladder speelde dan het orkest.

Een protesterende pauk probeerde de fluit in het gareel te brengen en ik trachtte het gevaarte op de smalle bergweg te houden. De weg was bijna niet te zien en hoger, steeds hoger ging het, minuten lang.

Op zeker moment kwam ik na een forse klim aan in het dorpje met de onitaliaanse naam Prun, juist toen de dwarsfluit wederom een andere toonladder wilde beklimmen, maar de pauk met heftig tegensputteren wist te voorkomen dat ze weer de fout in ging hetgeen resulteerde dat de fluit terugkeerde van haar wederspannen dwarsheid.
Inmiddels reed ik plotseling de wolken uit en stond in een heerlijk warme zon en het schouwspel wat ik toen zag zal ik niet snel vergeten, want links en recht van mij zag ik een paar pittoreske dorpjes en onder mij, richting Verona, zo ver het oog reikte, een enorme wolkenzee, de zee waar ik net uit kwam rijden.

Even later vond ik het adres waar ik mijn handel kon laden, zes paletten. Eieren voor Nederland, het moet toch niet gekker worden. Het blijkt dus nogal wat impact te hebben als er in Duitsland een paar ei-bedrijven dicht gaan.

Met de bergeieren dus maar weer de bult weer af, ruim drie kwartier avonturen en toen nog even een uurtje verder. Even na Mantova, in het dorpje Borgoforte, in koele mistige omstandigheden, aan de oever van de Po, dacht ik wat aardigs te zien. Dat is het ook. Eenvoudig, gezellig en druk met allemaal decibellen voortbrengende italianen om mij heen terwijl ik vanuit het raam het snelstromende water van de Po voorbij zie stromen.

De Po, onwillekeurig denk ik even aan afgelopen week. Polen, en nu Po. Grappig eigenlijk.

Teloops bedenk ik dat misschien nu een gebakken eitje wel zou smaken.

Aldus schreef ome Willem.


---

Prun.

Door dikke mist naar boven geslinger. De wolken hielden plots op en vanuit 600 meter hoogte gezicht op Verona. Als dat dikke wolkendek er niet was....

---

dinsdag 11 januari 2011

11-1-11 (N.C.).

Door een dikke mist liep vandaag het eerste deel van de reis, nadat ik de klant in Hunninge van een beste partij chemicaliën had voorzien, over Altkirch en Dannemarie naar Delle alwaar ik Zwitserland in reed. Dat had ik wel bij Bazel kunnen doen, maar zowel bij Weil alsook bij Saint Louis stonden lange rijen te wachten hetgeen dan minstens een uur en meer gaat duren.

En zo reed ik langs wegen waar naast vaak overvolle beekjes en rivieren, die de gesmolten sneeuw afvoerden, stroomden en hier en daar zag ik ze dat ze buiten de oevers traden. In Zwitserland probeerde ik een alternatieve route uit die niet echt meeviel.

In die weg lag zeer onverwacht in een bocht een klein tunneltje door een rots en met grote moeite en door het laten zakken van de luchtvering kon ik er maar net zonder schade doorheen kruipen terwijl aan weerskanten een dozijn kalme Zwitsers aan het wachten waren totdat ik er door was.

De route ging, na Porrentruy, over Glovelier waarna dat tunneltje was en Saignelegier naar La Chaux de Fonds en vandaar naar de horlogestad Neuchatel en vandaar langs het meer naar Yverdon en omdat ik geen enkele zeilmast zag, en later ook niet op het Lac Leman, constateerde ik dat het zeilseizoen nog geen aanvang had genomen.

Daarna bij Martigny de bergen weer in, naar grote hoogte en vermoedelijk omdat het licht sneeuwde was ik nagenoeg als enige op de weg. Ook aan de tunnel, gelijk de grens, was ik de enige en de douanebeambten waren blij dat ze wat te doen hadden.

Naar beneden, langs steile dikbesneeuwde bergflanken, donkergroene naaldbossen in witte sneeuw en verder grauwe lucht met neerdwarrelende zeer fijne sneeuw en al spoedig volgde Aosta. Het was toen drie uur en ik liet de klant bellen in Torino (Turijn) om te vragen tot hoe laat ik er terecht kon en dat bleek tot uiterlijk vijf uur te zijn.

Doordat er op de Torinese ring geen file stond kwam ik om vijf voor vijf bij de klant, aan gene zijde van de ring, aan, en zodoende raakte ik hier ook de bestelde pakjes kwijt waardoor ik nog een lekker stukje door kon.

Tussen Alessandria, de eeuwenoude stad, vernoemd naar Alexander de Grote, net als het Turkse Alexandrië en de stad met dezelfde naam in Egypte (volgens mij is Alexander de Grote de enige waarna drie steden blijvend werden vernoemd) en Casale ben ik blijven staan. Immers: de tijd was op en zo te zien zal de komende morgen gevrijwaard blijven van mist. Dat is wel zo fijn hier, want het kan hier in dat opzicht aardig spoken.

Aldus schreef ome Willem.
---

Afdaling.

En nu een klein dorpje door.

---

Afdaling.

Van de Gran-San Bernard

---

maandag 10 januari 2011

De klapper.

Het was al vroeg raak, vandaag en ook de eerste keer dit jaar terwijl ik in ieder geval er vorig jaar niet één had. Al binnen 25 kilometer, net bij Ede, hoorde ik een doffe klap en stuurde de brik de pechstrook, toch een veel mooier woord voor vluchtstrook, op en liep met een zaklamp rondom het voertuig.

Het was rechtsmidden, die was aan flarden.

Voorzichtig reed ik de afslag af en bleef na 100 meter op de busbaan staan, richting Ede, nog voor half vijf, en belde de bandenservice.

Wat dat betreft is het wel een uitkomst dat we tegenwoordig geen reservebanden meer meevoeren: is er eentje stuk, dan wordt de bandenman uit bed gebeld en aldus geschiedde.

Na een klein uurtje was hij bij me en niet lang daarna kon ik verder. De drukte kwam al aardig op gang en bij het krieken reed ik bij Venlo het land van Bradwurst en Sauerkraut binnen.

Het was aardig aan het misten en aan de andere zijde was een ernstig ongeluk gebeurd waarachter een immense file van ruim dertig kilometer stond.

Toen ik bij het Ahrtal naar boven reed hield de nevel in en brak de zon door terwijl naast mij zich een schitterend schouwspel ontvouwde doordat de fijne mist tot aan de fijnste takjes toe een prachtig wit ijslaagje had aangebracht en de doorbrekende zonnestralen dit weer trachtte ongedaan te maken. De van donker-rood tot lichtgrijs gekleurde boomkruinen met hun ragfijne witte rijpafzetting brachten mij in een weemoedige stemming en daardoor tastte ik op gevoel door mijn CD-doos en vond er de vierde van Beethoven die hierbij best beluisterd kon worden: aan de langzame eerste maten tot aan het eerste crescendo kon je welhaast de witte nevelafzetting horen terwijl de zon na het crescendo steeds krachtiger werd, de afdwalende dwarsfluit mijn snelheid bepaalde en het tussentijdse paukengeroffel mijn inhaalpoging verijdelde.


De eerste klant zat in Hohr, net voorbij Koblenz, en een tweede volgde nog bij Darmstad waarna ik doorging tot het derde laadadres, Hunninge, tegen de Zwitserse grens, maar nog net in Frankrijk.

Het zal mijn eerste Franse nacht worden dit jaar. En maar hopen dat ik niet weer een klapper krijg deze week, want dan neig ik toch meer naar de zevende van Beethoven!

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 8 januari 2011

De poolse reis.

Dorpje in Duitsland


En hier op de autobaan

Zon en wit. vermoedelijk is het kleine "lichtje" rechtsonder, de maan, net na de zonsverduistering.

Binnenweg in Polen.
autohoge sneeuw.





























ijsweg


altoos wit.

dierenfabriek

laden is handwerk in Polen.

Winter.

En hoe, kijk maar eens naar die ijspegels!

---

donderdag 6 januari 2011

Eindelijk groen.

Het voelde gewoon warm aan, vanmorgen toen ik uit de truck stapte en mij over een ijsvlakte naar de kraan en koffie bewoog. Toen ik terug liep voelde ik al de eerste spetters. Regen, dus de dooi-aanval was begonnen.

Op de weg naar Hannover werd op de matrixborden boven de weg eerst een maximum snelheid van 80, later van 60 en weer later van 40 aangegeven terwijl regen en natte sneeuw afwisselend naar beneden kwamen.

Na Hannover, en toen was het al lekker licht, niets meer aan de hand, het ijzelfront had ik achter me gelaten.

En toen ik Nederland weer binnen reed, eindelijk weer kleur, bruin, groen, en nauwelijks wit meer, een verademing voor het oog.

En zo loopt ook deze reis weer ten einde. Morgen de paarden ergens op stal zetten, wat rommelen en dan weer geladen staan voor de volgende trip.

Dan schrijf ik wellicht weer wat aardigs.

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 5 januari 2011

Paarden laden.

---

De onvoorspelbaarheid.

Dat het weer moeilijk te voorspellen valt, wisten we al, maar er is nog iets anders wat nog minder voorspelbaar is, zo zelfs, dat niemand het meer echt weer en indien ik daar zo meteen wat dieper op in ga, gelooft u uw ogen niet, maar desalniettemin echt waar, maar ja, wat is nu eigenlijk echt waar.

Immer, de meest vaste waarheden worden tegenwoordig in twijfel getrokken en het ironische daarvan is dat men voortdurend in twijfel trekt van wat men bevestigd en daarom accepteert men kennelijk dat het leven is opgebouwd uit momenten die elkaar tegenspreken.

Dat daarbij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar komt, lijkt ook weer niemand te beseffen!!
Voor dat ik deze week vertrok informeerde ik de status van zes januari in Duitsland en Polen en iedereen waarvan ik mag veronderstellen het te weten garandeerde mij dat er, in ieder geval, in beide landen géén (totaal absurd en overbodig) rijverbod voor vrachtwagens geldt voor zes januari, zoals dat wel, onder meer, in Italië het geval is.

Vanmorgen vertrokken bij zeer lage temperatuur en om zeven uur stond ik bij de laatste klant te Poznan voor de deur. Een aardige meneer pakte reeds om half acht de spullen van mij aan en zodoende vertok ik naar het teruglaadadres te Nowi Sol, een ruime twee uur gaans.

Om elf uur had ik het gevonden en de lading bestond uit paarden. Paarden, varkens en konijnen, allen van pastic, maar wel op ware grote nagemaakt.
Alles moest er met de hand in, een stuk of zes polen sjorden aan de handel en na anderhalf uur zaten er vast tien paarden in.

Toen hadden ze honger, honger als een paard, vermoed ik, en werd een half uur gepauzeerd, maar daarna toog men weer aan de arbeid en uiteindelijk bleek de handel er niet in te passen zodat ik twee paarden moest laten staan. Om drie uur zat de boel er in en toen ontving ik een bericht dat het de regering in Polen heeft behaagd om zes januari vast te stellen als een nationale feestdag en dat er een rijverbod geldt vanaf vier januari, vandaag dus, 18.00 uur!!

Wat deze burologen, die dergelijke onzin verzinnen, kennelijk niet beseffen, is, dat iedereen met een truck dan zo snel mogelijk het land uit wil rijden of thuis wil zijn en juist die groep die het net wel, net niet zouden kunnen halen, geneigd is extra risico te nemen om toch maar op tijd te zijn! Lekker verkeersveilig allemaal!

En in die groep zat ook ik deze keer, maar ik moest eerst nog mijn documenten hebben en ja, u raad het al, die waren uiteraard nog niet klaar. Voor vier a-viertjes heb je toch meer dan vier uur nodig. Of niet dan?

Toen ik de kantoormeneer wees op het feit dat ik voor een bepaalde tijd het "land" uit moest zijn, kreeg ik natuurlijk weer het opwekkende antwoord dat dat niet zijn, maar mijn probleem was. Aardige mensen, die daar op kantoor, met de hersenen van een tuinkabouter.

Welaan, na een tijdje toch nog weg kunnen kachelen, eerst naar Zielona Gora, u weet wel, het oude Grünberg, en daarna de lange weg op naar Duitsland.

Daarvoor had ik twee mogelijkheden: over Gubin en dan via Dresden verder, of over Stubice, en dan via Berlijk en ik koos voor het laatste, dus reed ik door de Oder over bij Krosno-Odranskie, een leuk stadje met nog een mooie brug vol klinknagels, en daarna reed ik even over zessen bij Frankfurt weer de Oder over.

Vermoedelijk toch nog een foute keus, vermoedelijk, omdat, na later bleek, juist in de deelstaat Saksen, volgens de één wel, en de ander niet, een rijverbod vanwege de zesde januari, geldt.

(Had ik over Dresden gegaan, zou ik reeds in Thuringen zijn).

Eigenlijk, om zeker te zijn, zou ik een half uurtje verder gereden moeten hebben, maar rij- en werktijd lieten dat niet meer toe, zodat ik thans, een half uurtje voor de deelstaatgrens, niet eens weet of ik morgen wel mag rijden.

Morgen start ik gewoon de brik en vertrek. We zien wel waar dit schip strandt.

Maar ja, u gelooft dit vast allemaal niet meer. Wedden dat u denkt dat ik raaskal?

Aldus schreef ome Willem.

---

Waar zouden we zijn....

Zonder de trein?

---

Wit.

Pool(s) landschap.
---

Binnenweg.

Op weg naar een klant.
---

Wroclaw.

Alleen maar "sovjet"-bouw.
---

Odra.

De Odra (Oder) bij Wroclaw.
---

dinsdag 4 januari 2011

Sneeuw

Sneeuw, wit, de hele dag.

De ene keer ploeteren door de bruine suiker, dan weer dwars tegen vallende sneeuw in en op provinciale wegen was de sneeuw dermate vastgereden dat het de kwaliteit van mangaanstaal ver te boven gaat, zo keihard en zwart ligt dat er dan bij. Op sommige plekken was er in het geheel niets weggehaald zodat daar door de rulle sneeuw werd gereden.

Ja, het was natuurlijk weer aardedonker bij vertrek zodat ik net bij de opkomst van de deels verduisterde zon Polen bij Gorlitz-Zgorzelec binnenreed.

Nadat ik eerst voor een paar dagen een vignet haalde reed ik verder, verder, steeds naar het oosten en het eerste half uur alleen maar vallende sneeuw terwijl de weg steeds meer met dat spul werd bedekt, tot Bolaslawiac, toen brak zelfs de zon door en die heeft zich kunnen handhaven tot een uur of drie.

Na ruim een uurtje passeerde ik de geboortestad van Zacharias Baer, die zijn naam verlatijnde tot Ursinus, want dat stond kennelijk zo interessant, en ook de vermaarde Duitse verzetsman en theoloog Bonnhoefer alsmede de fameuze dirigent Otto Klempener werden hier geboren, hier, te Wroclaw, maar dan met een streepje door de l, dus dat is dan een oe. Héél vroeger heette de stad Preslau en weer later Breslau en het was hier overwegend Duits.

Maar op het einde van de tweede wereldoorlog werd de stad volkomen aan flarden geschoten en alle mooie gebouwen vernietigd. Na de oorlog werd de stad op een andere wijze geteisterd, en wel door de afschuwelijke op sovjet-leest geschoeide nieuwbouw. Niets in de stad mocht nog aan "duits" denken en tot 1990 (!!) was het in deze stad zelfs verboden in het openbaar de Duitse taal te bezigen.

Een honderd kilometer na Wroclaw kwam ik aan bij het losadres, een patat-fabriek werkelijk tussen de besneeuwde knollevelden, nog geen 100 kilometer voor Oswiecim en een weg die onder normale omstandigheden al moeilijk begaanbaar was maar nu overvol lag met sneeuw en ijs was voerde naar de bestemming.

Rond twee uur ging ik weer op weg naar de tweede en laatste klant en daarvoor reed ik een stuk terug, daarna dwars door Worclaw en vervolgens via Rawiz, Leszno en Smigiel naar Koscian. Morgen nog 50 kilometer, lossen, en dan ben ik leeg en een teruglaadadres heb ik reeds.

Als alles goed gaat, dan weer een stukje terug, maar dan moet het niet al te hard gaan sneeuwen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Sneeuw.

Op de weg. "Huizen"-hoog.

---

Ongeluk.

Daar wordt je niet vrolijk van!

---

maandag 3 januari 2011

Hoeveel waarheid?

Tussen half december en half januari reden er nooit treinen en in die tussentijd werd er nauwelijks voor voedsel gezorgd.

Alles was wit en gelukkig zag je het nauwelijks, de eerste paar uur, want toen was het nog donker, maar tussen Dortmund en Kassel, na het krieken, was het goed te zien. Nergens meer een sneeuwvrije plek.

Pal naar het oosten, net als toen die treinen, ging de reis en ik dacht na over die absurde situatie en vergeleek.

Inmiddels ging het sneeuwen en er waren slechts twee sporen waar ik nog over kon rijden. Na Kassel klaarde het wat op en al gauw reed ik de weg van Eisenach naar Erfurt.

Vandaar over Naumburg, de plaats en omgeving waar Nietszche na de dood van zijn vader enkele jaren met zijn moeder woonde, naar Schleisz en rond half twee even boven Hof de eerste klant dit jaar er uit en om een uur of vier kon ik nummer twee bij Plauen er uit krijgen en toen weer verder, nog steeds pal naar het oosten.

Nee, helemaal tot Oswiecim, daar waar destijds de treinen heen gingen, kom ik deze reis niet, maar wel betrekkelijk dichtbij.

Terwijl er geen treinen reden omdat in de kerken de geboorte van de joodse Jeshua werd gevierd en vereerd werd als de Heer der Werelden, werden intussen al zijn volksgenoten vermoord, per dag 6.000, waarvan 2.000 kinderen.

Hoeveel waarheid kan een mens verdragen?

En in de tijd dat de treinen niet reden, kreeg het "sonderncommando" nauwelijks meer te eten.
In een interview van Serge Landsman vertelt een overlevende van dat commando dat ze, min of meer, een zucht van verlichting slaakten als de treinen, de treinen naar de hel, weer aankwamen, want dat betekende weer meer water en voedsel voor dat sonderncommando dat de afschuwelijke opdracht had de lijken van hun volksgenoten te verbranden.

Intussen overpeins ik de ongeriefelijke reis die ze maakten en waar ze uit eigen zak ook een retour voor moesten kopen, want de trein moest uiteraard ook terug.

Wie de feiten nuchter onder ogen ziet kan niet anders dan een deel niet accepteren of, zoals Nietzsche in Turijn deed, zich storten in krankzinnigheid, want zoveel waarheid is niet te verdragen. Door niemand niet.

De gedachten aan de treinen van weleer, samen met het naargeestige weer, maken mij somber, erg somber. Net in de periode dat de treinen niet reden, reis ik oostwaarts, met het vrachttoestel en dit alles komt me merkwaardig over.

De rij-omstandigheden zijn slecht, de wegen regelmatig glad en alles wit en koud. Maar ik klaag niet. Over kou al helemaal niet, want, in tegenstelling tot destijds de "reizigers" van die treinen, beschik ik over een kachel.

Het enige wat ik kan doen, wat ik doe, is symbolisch van aard, meer niet, maar ik kan ook niet meer.

Vandaag eet ik niet. Net als die stakkers in die treinen naar de hel.


Aldus schreef ome Willem.
---