Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 30 oktober 2010

grad bredzev.

Kasteel, op een berg midden op de tjechische vlakte
---

De stoomtrein.

Zo, ergens in een dorpje.
---

Opgeborgen.

Een beetje DDR is er dus toch meg echt! Hoewel? Karl Marx Stadt van weleer, nu nog slechts een schamel afspiegeling als dorpje. Verweggestopt op het Saksische platteland!

---

Afzien.

Na de nacht te hebben doorgebracht, daar even onder Dresden, donderdagmorgen vroeg de kleine grens bij Petrovic over en weldra stond ik nog in het donker de drie pallets, met als eindbestemming IJsland te laden en je vraagt je af hoe een firma hier, een gehucht in het Ertsgebergte, Berggiesshübel, aan klanten in IJsland komt, maar goed, terwijl het nog donker was, reed ik alweer weg, op naar een volgend laadadres ten noorden van Dresden en via een nieuw aangelegde weg kwam ik op de snelweg Praag Dresden uit. 

De Elbe, (De Tsjechische Laba) stroomt vanuit het zuiden door Dresden en vandaar door een diepe kloof met aan weeszijden ik denk wel honderd meter hoge steile hellingen verder, en juist door dat gedeelte loopt ook de snelweg.

Vanuit het zuiden heeft men daarvoor door de bergen een tunnel geboord die zijn uitgang vindt ergens halverwege de rotswand en vervolgens heeft men een hoge brug over de rivier gebouwd naar de tegenoverliggende rotswand waar de weg dan weer een tunnel in gaat en zo rijdt je dan dus eerst een tunnel door, meteen een hoge brug op met diep daaronder de Elbe terwijl je zicht hebt op huizen onder als boven je en daarna schiet je weer een tunnel in, een alleraardigst hoogstaand stukje "Autobahnbau". 

Daarna snorde ik een stukje richting Berlijn waarna ik na twee afslagen de snelweg verliet en via Grossenhain naar Bad Liebenswerda kachelde en ook weer aldaar wat materiaal ophaalde voor een adresje in het Noord-Hollandse Hem.

En omdat dit gehucht met nog zeer veel DDR-kenmerken ver verwijderd van snelwegen lag reed ik via Torgau terug. Torgau, ondermeer bekend als plaats aan de Elbe waar in 1945  de gevechtstroepen van de Amerikanen voor het eerst de Russische troepen tegenkwamen. Als ik dan zo weer eens over deze rivier terugrijd komt de gedachte wel eens op dat het wellicht wel eens de laatste keer zou kunnen zijn de ik deze rivier zie, of ik denk er tegenwoordig wel eens aan wanneer het toch de laatste keer zal zijn dat ik hier danwel ergens anders deze rivier passeer. Dertig jaar geleden had ik toch een stuk minder deze gedachten, maar naarmate de jaren verstrijken houdt je dat toch wel meer bezig: Was het voor het laatst Polen? Het Reuzengebergte? Dresden? 

Omdat de weg naar Bad Düben al tijden is afgesloten en ik niet de veel te drukke omleiding over Leipzig nam (met de nadruk op de om van omleiding) ging ik richting Wittenberg en na een paar minuten verdween Torgau uit mijn rechterbuitenspiegel. Bij Dommitzsch hield ik Trossin aan en via zeer stille en niet al te brede wegen kwam ik via dorpjes als Kossa, Söllichau, Tornau en Schwemsal, door prachtige velden en uitgestrekte bossen, uit bij de meren van Bitterveld, ontstaan door dagbouwafgravingen van de zestiger jaren uit de vorige eeuw. 

En na Bitterveld volgde Halle en daarmee kwam ik eigenlijk weer bij het begin van deze week, want van hieruit voerde de weg terug over de weg waar ik afgelopen maandag heen kwam.

Dus toen werd het weer een beetje saai en werd het ook een beetje afzien, zo'n mijnlenlange snelweg tot aan Nederland toe, links vangrail, rechts vangrail en in het midden vangrail die eindeloos met je meer deint. 

Nadat ik gisteren, vrijdag, mijn pakjes had achtergelaten in Amsterdam en nieuwe meekreeg voor Nijkerk en ook die handel nog dezelfde dag wegbracht en vervolgens weer een volle bak bij Emst in Apeldoorn ophaalde brak voor mij het weekeinde door.

Erg vroeg, deze keer, maar dat had ik ook wel nodig na het afzien op zo veel duitse Autobahn. 

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 27 oktober 2010

Spoorbrug.

Even voor Lubin, over de Odra.
---

Polen.

Langzaam, naar het zuiden toe, maakt de steppe plaats voor bergen.
---

De Elbe.

Ofwel de Laba, bij Litomerice.
---

De vergissing.

De Europese subsidie voor de infrastructuur heeft nog niet alle delen van de Unie bereikt en dat ondervond ik vanmorgen vroeg toen ik na een broodje poolse kaas en koffie mijn weg vervolgde naar Lubin. Het wegdek was van een dermate slechte toestand dat een snelheid van boven de vijftig niet meer mogelijk was.

En zo deed ik meer dan een uur over het laatste stukje waarbij je nog over een schitterende brug de Odra overkomt terwijl er een eveneens mooie staalconstructie voor het spoor evenwijdig ligt.

Daarna door naar Legnica en vervolgens verder naar het zuiden, de reuzenbergen in en in Bolkow maar eens halt gehouden. Nog niet zo heel lang geleden kon je in deze buurt alleen de grens naar Tsjechië over via Kamienna Gora naar Trutnov, maar na het wegvallen van de "grenzen" binnen de Unie (en dat is hier nog maar een paar jaar) zou wellicht de overgang van Szklarska Poreba naar Tanvald voor zwaar verkeer toegestaan zijn, maar hoe kom je daar achter.

In Bolkow stonden een paar poolse collega's en op mijn beste pools vroeg ik naar wat ik wilde weten. Het vermoeden had ik al daar ik reeds een paar Tsjechen van die kant af zag komen en de polen bevestigden mijn vermoeden. Dus na een kwartier pauze reed ik naar Jelenia Gora, het oude Hirschberg (Jelen is het pools voor hert) en kon op deze wijze wel 80 kilometer afsteken.

En juist hier onderweg werd ik staande gehouden door de Inspekcja transportu drogowego, wat vergelijkbaar is met onze I.V.W. Een mevrouw vroeg in redelijk goed duits alles wat ze voor de controle nodig had, onderwierp mijn voertuig aan een technisch onderzoek en ging met de paperassen, en dat zijn er nog al wat, in het busje zitten, terwijl ik tegenover, aan een tafeltje, mocht plaatsnemen. Daar had ze meer dan een half uur nodig en ik prees mij gelukkig dat ik twee weken hiervoor vrij had, anders was ik wel meer dan een uur de klos geweest.

Maar uiteindelijk, vanwege mijn betrouwbare oogopslag, mijn bretels met kersendessin, door het geklos van mijn klompen waarvan ik meende dat ze daar onopvallend aandachtig naar keek en natuurlijk mijn imponerende voorkomen, en niet in de laatste plaats door zeer deskundige gesjoemmel kreeg ik de hele zwik terug met de mededeling dat alles in orde was en kon ik er weer van tussen, maar ik had maar wat compassie met haar: wat een vreselijk saai werkje toch, de hele dag schijfjes kijken!


Helaas, dit oponthoud ging natuurlijk wel van de boodschappentijd af, dus reed ik de Carrefour (ja, ook dáár!!) van Jelenia Gora maar voorbij en snorde de 888 meter hoge Szklarska-pas over en daalde in Tsjechië weer naar beneden: Tanvald, Turnov en zo naar Mlada Bolaslav, want over Liberec ging, wegens een wegafsluiting, niet.

Daarna reed ik de weg op naar Ceska Lipa, maar zes kilometer er voor sloeg ik af naar Litomerice.
En daarna, via Terezin, de kenners weten het al, weer naar een vast adres, Hrdly, waar ik om half vier aankwam en na het laden een uur later weer wegkachelde en omdat het de plenner heeft behaagd nog een tweetal laadadressen voor en na Dresden te vinden reed ik weer, net als al eens eerder, via Teplice richting Dresden waar ik hier, in Petrovice (Peterswald), de handrem er op heb gezet. Even verderop, net over de streep, is het eerste laadadres voor morgen. Ondertussen denk ik de dag terug, de fascinerende besneeuwde toppen, de prachtige indrukwekkende herfstkleuren waar ik maar niet verzadigd van raak, de kronkelwegen langs woest stromende beekjes en ik kijk nog even naar het poolse souvenir, twee vellen op A-4 formaat, ontvangen van de inspectie-juf waaruit blijkt dat ik weer braaf ben geweest de laatste vier weken.
Wat kunnen de mensen zich toch vergissen.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 26 oktober 2010

Ongeval.

Dit zag er niet best uit.

---

Eisenhüttenstadt.

Voormalige Stalinstadt, in de vroege morgen.
---

Vlakte

Alsmaar nagenoeg vlak.
---

Wolszyn.

Waar nog vele stoomlocs op de rail staan.

---

Uitgestrekt.

Door de wouden van Zuid-Polen.
---

de vlakte.

Op de parkeerplaats staan nog vier andere trucks, uiteraard allemaal polen, want andere nationaliteiten zijn hier bijzonder schaars. Inmiddels is het hier, onder invloed van een noord-ooster wind, aardig koud aan het worden, dus de kachel staat al te snorren terwijl ik hier binnen, in een geriefelijke knaagschuur zit en heb uiteraard een Kielbassa besteld. Dat kan ik eigenlijk niet goed schrijven omdat hier in Polen een letter voorkomt die, bij mij weten, in geen enkele andere taal te vinden is. Het is, naast de "gewone" L, een L met een van links onder naar rechts boven lopend kort dwarsstreepje en de uitspraak is te vergelijken met onze oe. Zo is de uitspraak van de stad Lodz, (het oude Lippmanstadt) waar ook een streepje door de L staat, dus woeodz en van Kielbassa dus Ki-e oe-bassa.

Vanmorgen vertrok ik vroeg, in het donker en al spoedig kwam ik, evenzo in het donker, aan in Eisenhüttenstadt, een stad zonder oude geschiedenis want na de tweede wereldoorlog is deze stad, toen nog heel gezellig Stalinstadt geheten, hier werkelijk uit de grond gestampt om woningen te bouwen voor de arbeiders die in de rondom gelegen en net opgezette staalfabriek konden werken. Zo kwam ik in de ochtondfile en donkerte aan en zocht de ingang, de juiste ingang van het immense terrein wat tegenwoordig een fabriek is van de multinational Arcelor. Daar had ik werkelijk geluk bij want ik sprak exact de persoon aan voor wie de handel bedoelt was en die was zo vriendelijk om mij voor te rijden naar de plaats van bestemming, een vier kilometer het terrein op en deze mazzel resulteerde er in dat ik nog aan het begin van het krieken de fabriek achter mij liet.

Met het langzaam lichter worden passeerde ik woonblok na woonblok in echte unieke DDR-stijl, indrukwekkend hoe ze dat in één decennia hebben opgebouwd.

Daarna reed ik de stad uit, richting Guben, dat, net als Frankfurt aan de Oder, ook een gedeelde stad is aan weerszijde van de grensrivier. Vanaf Eisenhüttenstadt wordt de grensrivier trouwens de Neisse omdat de Oder daar het poolse binnenland in gaat. En zo reed ik bij Guben de brug over en volgde de borden Zielona Gora, het voormalige Grünberg, maar van een berg is daar niet veel te merken, ongeveer hetzelfde als Heist op den Berg in Vlaanderen.

Na Zielona Gora de weg vervolgd, net als daarvoor, door immense in herfstooi bekleedde bossen, afgewisseld door zeer uitgestrekte vlakke velden, soms zonder zichtbaar einde en zeer geschikt om er de polka te dansen. Nadat ik wat poolse boodschappen deed kwam ik exact op tijd, na de stad, bekend om zijn stoom locomotiefs, Wolszyn, om 12 uur, aan in Rakonewiece voor de eerste poolse klant. Kennelijk werd mijn komst verwacht, want een half uurtje later snorde ik weer verder, niet lang, want na een minuut of tien stond ik, bij Grodzisk, ruim een uur stil omdat er op de niet al te brede tweebaansweg een ernstig ongeluk had plaatsgevonden. Daardoor kwam ik niet om twee, maar om drie uur aan in Poznan, in het duits ooit Posen geheten en dat de geboorteplaats van Paul von Hindenburg is geweest.

Overigens is Poznan maar zeer korte tijd in duitse handen geweest, vanaf ongeveer 1890, tot 1919, omdat bij het verdrag van Versailles Poznan door Polen werd geannexeerd. De vraag is dan ook of Hindenburg dan eigenlijk wel een duitser danwel een pool was, maar het antwoord hierop is niet zo belangrijk.

Nadat ik bij een aardige meneer in Poznan ook mijn laatste spullen uit de kar afleverde, kwam er een melding binnen voor een deel-terugvracht, precies op de plek waar ik een uur oponthoud had.
Gordysk Wielskopolska.

Hoewel om 15.00 uur officieel de laatste laadmogelijk was reed ik er op goed geluk heen en kennelijk vanwege mijn betrouwbare uiterlijk, natuurlijke overwicht alsmede professioneel toneelspel kreeg ik het voor elkaar dat de bullen er om over vijven nog werden geladen waarna ik mijn weg weer vervolgde, eerst even terugsteken naar Koscian en daarna via Leszno naar Rawice waar ik rechts af sloeg richting Lubin en toen was het klaar.

Want temidden van donkere haloweenachtige duistere bossen, in het gehucht Wasosz, vond ik deze bikschuur waar ik nu dit bericht beëindigd. Het was, net als de weg vandaag, alweer lang genoeg.

Aldus schreef ome Willem.
---

maandag 25 oktober 2010

Halle.

Watertoren. Of iets wat er zo uitziet.

---

Saai.

Na twee weken wat anders te hebben gedaan, zijn we vandaag weer begonnen. En omdat het eerste gedeelte van de reis nagenoeg een kopie is van de laatste trip is er weinig boeiends over te vertellen. Wat saai dus, al was goed te zien dat de herfst zijn sporen na laat hetgeen nog enige sju aan deze dag gaf. Ook over muziek heb ik niets te vertellen, want de radio heeft de ganse dag gezwegen en de plaatsen waar ik doorkwam zijn al vaker langs gekomen.

Vóór de file uit reed ik Dortmund om zes uur voorbij en na Kassel week ik, vanwege het feit dat ik een deellading ADR (gevaarlijke stoffen) en daarom een tunneltje op de A-38 niet door mag, via Witzenhausen en Arenshausen over de B-80, maar daarna vervolgde ik de weg naar Halle an der Saale waar ik een eerste klant van pakjes voorzag.
En vanaf daar werd de reis anders

Eerst dwars door de stad, altijd aardig, dat Halle.

Tja, en daarna, wegens gebrek aan goede alternatieven maar doorgereden over de snelweg richting Berlijn, voor mij bijna twintig jaar geleden dat ik dit reed. Het was toen net na de val van het gordijn en de weg was toen erbarmelijk slecht.

En zo verder, langs de zuidkant van de metropool, richting Frankfurt an der Oder en na enige tijd staat er al Warszawa op de borden

Het hele gebied, van Halle naar Berlijn, en vandaar naar het oosten, is vrijwel vlak en weldadig bebost.
Als het ook maar eventjes wat glooit en je een fractie hoger komt, kun je mijlenver over de bossen kijken hetgeen het landschap iets indrukwekkends geeft, zeker met de huidige herfstkleuren.

Tot slot het voertuig stilgezet op de Beezkower platte, vlak bij Beezkow, dus het laatste deel toch nog even door de uitgestrekte eeuwigzingende bossen.

Er zijn hier trouwend heel wat plaatsen die op ow eindigen, maar wat daarvan de rede is, weet ik niet.

Welaan, zoals u leest, een tamelijk inspitarieloze dag waar ik eigenlijk veel te veel grote weg reed. En als ik het goed heb, kan ik vanhier niet eens meer een meeltje zenden omdat ik me wat in rimboe-omstandigheden bevind, zo ver naar het oosten, zodat het bericht dat ik nu zend vermoedelijk pas morgen op uw scherm verschijnt, maar dat kan ik mis hebben.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 23 oktober 2010

Fries Bretange.

Daar lijkt het erg veel op, die uithoek van Friesland waar bijna nooit iemand komt. Het is eigenlijk nog het enige stukje zuidkust van het IJsselmeer. Vroeger had Noord-Holland tussen Hoorn en Enkhuizen ook een "zuidkust", maar die er door de Markerwaarddijk eigenlijk niet echt meer. De Zuidkust van Friesland heeft men ooit de naam Gaasterland gegeven en deze streek is mijn bakermat. Één van mijn ouders werd hier geboren waardoor ik deze uithoek aardig goed ken, of eigenlijk gekend heb, want komen doe ik hier, na het verwijlen van "Pake en Beppe", bijna nooit meer.

En als je ergens een tijd lang niet meer bent geweest, kom je eigenlijk niet meer in hetzelfde, maar op een andere plek terecht. Natuurlijk ken je nog de straten, huizen en omgeving, maar de mensen zijn andere mensen, de auto's zijn andere auto's, de winkels zijn andere winkels geworden en de geur van toen is verdwenen, zodat de hele sfeer anders werd dan toen.


Donderdag was ik er weer eens en zocht een oude vriend op die daar weer is teruggekeerd na zijn pensionering. Hij was hier misschien niet direct geboren, dat weet ik eigenlijk niet, maar wel getogen en toen zijn "beppe" overleed vertrok hij als achttienjarige naar Amsterdam. Daar leerde ik hem via mijn oudere broers kennen.

En nu woont hij al weer een paar jaar in dit dorp, Aldemardum op z'n fries, Oudemirdum dus, waar hij zijn jongensjaren doorbracht.

In de middag nog verder wat door Friesland gedoold en ik kan de lezer meedelen dat ook in in Friesland gewoon met de euro betaald kan worden.

Inmiddels is het zaterdag en staat mijn Dafje alweer in de startblokken.

Dan gaan we er weer samen tegenaan.

Aldus schreef ome Willem.

---

woensdag 20 oktober 2010

BMW 2002.

Zo zag ik mijn oude voertuig voor het laatst.
---

Droefenis.

Het ging wel erg aan mijn hart. Hij (of is het wellicht een zij?) kwam 36 jaar geleden de familie binnen en de laatste 18 jaar werd hij door mij gekoesterd. 

Dan doet het wel zeer om hem daar zo achter te laten, maar ja, als de tand des tijds zo aan hem geknaagd heeft, gaat het soms niet meer. Maar het bejaardentehuis in Kockengen, waar hij nu verblijft, zou goed voor hem zorgen en zo te zien verblijft hij daar niet alleen. Om een uur of twee aaide ik nog even over de bovenkant, liet mijn hand nog dunnetjes over de motorkap glijden en merkte dat hij zich wel kon schikken in zijn lot. Niet veel zijn er die een dergelijke leeftijd halen, de meesten hebben de weg naar de sloop al afgelegd, maar hij, mijn oude trouwe BMW-2002, heeft zich nog steeds kunnen handhaven. Misschien nog wel langer, als het voertuig-herstellingsoord, waar hij nu verblijft, erg goed voor hem gaat zorgen. 

Ik stapte in mijn nieuwe, veel te moderne voertuig, en zo kon hij nog goed zien dat ik in ieder geval de kleur nog trouw bleef. 

Bedroefd toog ik heen, naar Amsterdam, waar ik een oude afspraak zou inlossen. Lang geleden had ik met een schaakgenoot van het schaakgenootschap Caïssa, waar ik, zoals ik ooit al eens eerder heb gemeld, een reeks van decennia bij aangesloten ben, afgesproken eens een middagje langs te komen teneinde wat te verpozen en met mijn bedroefde geest, bedroefd vanwege een weemoedig afscheid, stalde ik mijn voertuig in zijn straat en liep naar het juiste nummer waar ik gebruik maakte van de deurbel en nadat deze schaakgenoot, Ed voor insiders, (en niet @!), de deur opende liep ik de drie trappen op. Aan de linkerzijde was een zogenaamd boodschappenliftje aangebracht waarmee bovenbewoners kleine spullen handmatig naar boven konden hijsen, zoiets had ik in geen jaren meer gezien, maar de deur ging niet meer, zoals voormaals, met een trektouw open, maar elektrisch. We lieten het verleden, schaakpartijen en nog wat filosofische beschouwingen de revue passeren en onderwijl schonk de gastheer een overheerlijke port in terwijl de gastvrouw, Jetty, voor de bijbehorende versnaperingen zorgde. Van tijd tot tijd staarde ik drie hoog het raam uit, mijn blik gewend op de straat die direct haaks op de woning stond zodat je daar lekker ver kunt kijken, de straat, versierd met karakteristieke bomen bekleed met mooi lichtgeel herfstblad, uit en daarbij misschien wel de geschiedenis in, een bewogen geschiedenis. Die bewogen geschiedenis dewelke de bewoners van dit huis achter zich hebben:  Één van de twee heeft zijn ouders nooit gekend, want die waren rond 1943 omgekomen, en als ik hier 1943 schrijf, dan is dat niet voor meerdere uitleg vatbaar. Beide dragen ze de smart van een omgekomen zoon die ik trouwens ook goed heb gekend en ik stelde mij zo voor dat hij, die zoon, ook in het verleden zo de straat hier tegenover in keek, in de zomer, de winter, de lente.

Daar stelt de droefheid met betrekking tot mijn voertuig natuurlijk helemaal niets voor. 

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 13 oktober 2010

Willem de Boo.

Altijd gekleed in pantalon en overhemd.

---

Willem de Boo.

Gistermiddag stapte ik in één van mijn vele voertuigen en reed naar Purmerend. Want daar woont een bijzonder persoon, een heel bijzondere meneer zelfs die ik al meer dan 35 jaar ken. Want ongeveer 35 jaar geleden was het, dat ik voor het eerst werkte bij mijn huidige werkgever in bijna het hartje van Amsterdam, toen gevestigd aan De Wittestraat.
Daar liep toen al mijn naamgenoot rond, nooit in een broek, want een broek had hij niet. Nee, want hij droeg altijd en eeuwig een pantalon. En zijn haardracht is in al die jaren ook altijd hetzelfde gebleven: kogelronde knar en kort geknipt haar. En altijd een net overhemd, want ik heb hem nimmer kunnen betrappen op het dragen van een ordinair T-shirt of anderszins

Willem reed altijd vrachtwagen met aanhanger, tenminste, ik weet niet beter en hij was daar aardig bedreven in. Achteruit hoekjes om, gewichtsverdelend laden, hij heeft wat afgebuffeld met die combie.


Willem mopperde altijd, natuurlijk op alles, en was daarbij goed gemutst, vol met humor. We kwamen elkaar herhaaldelijk tegen, dan weer aan de belgische grens, of opeens in Le Havre, bij één of andere onduidelijke routier en ook wel eens een paar jaar niet.

Maar de laatste jaren, vooral met de komst van de draagbare smoespijp, hadden we vaker contact. Met Willem brak ik regelmatig nacht, dronken samen een pintje, we hadden het de laatste jaren best wel gezellig.

Enkele jaren gelden ging de oude Bobo in de "vut", en daar zag hij al een tijdje naar uit: lekker bij zijn vrouwtje en eindelijk van die auto af. Hij had het verdiend. En vandaag werd het wel weer eens tijd, de oude veteraan weer eens over zijn ronde bol te aaien.

En zo bracht ik deze middag door, met het droevige nieuws van Marcel, die Willem natuurlijk ook heeft gekend, met melancholieke anekdotes over een voorbije tijd, en om een uur of vijf namen we afscheid van elkaar. Later, in de avond, mijn zinnen verzet met schaken op de club in Amsterdam.

Trouwens: is het leven niet één groot schaakspel?

Aldus schreef ome Willem.


---

Marcel Lapierre, 1950-2010.

Gistermorgen belde ik even naar Frankrijk en werd ik direct overvallen. Overvallen door het droevige nieuws dat Marcel Lapierre, één van de beste wijnmakers van Frankrijk, op zestig-jarige leeftijd is gestorven. Kort geleden schreef ik dat ik over twee mensen een slecht bericht kreeg, en één van die twee betrof Marcel, altijd goedlachs, hoedje op, baardje en een karakteristiek brilletje. De hele verdere dag, trouwens, ook vandaag, werd ik door droefheid voortgedreven. Het spookte aldoor door mijn hoofd, want kort geleden sprak ik hem nog en leek er niets aan de hand te zijn, en nu. Nu moet deze dwaze wereld het doen zonder hem.

Intussen leef ik mee met Marie, zijn vrouw, en zijn twee kinderen die dit verdriet moeten dragen.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 10 oktober 2010

Mahler

Een oude vriend van mij, ene Eduard, kwam vroeger regelmatig in het concertgebouw te Amsterdam en op zekere avond nam rechts naast hem een oude dame plaats die vervolgens de stoel rechts van haar neerklapte en daarop haar handtas plaatste. Ze boog zich enigszins naar links en met een zekere verontschuldiging in haar stem sprak zij: "ik reserveer altijd maar twee stoelen, want anders heb ik de hele avond die tas op m'n schoot". 


Het was alweer enkele jaren geleden, dat ik er liep.  Voorheen kwam ik er vaak, al dan niet met mijn echtgenote, en gisteren liepen we er weer eens. Het was er trouwens aldenaars druk op de voorheen zo rustige Noordermarkt. Zojuist hadden we ons voertuig in de Willemsstraat geparkeerd en liepen via de Lindengracht, waar het elke zaterdag markt is, aan het einde rechts af de Brouwersgracht over en dan net om de hoek, daar liepen we hem tegen het lijf, de voormalige hoofdcommissaris van de amsterdamse politie, Joop van Riessen, die ook zijn evenbeeld in karton naast hem had staan.

Hij bleek daar bij nader inzien met eigen geschreven boeken te staan en omdat de hoofdinspecteur ditmaal zo vriendelijk was niet een bon uit, maar een aardige mededeling in "zijn" boek neer te schrijven, schaften wij het boek aan, al was het maar uit curiosa. Wandelend over de Noordermarkt schouwden we om ons heen en tussen alle kramen met voornamelijk biologische kaas, biologische groenten, biologische thee, biologische worsten en vermoedelijk ook biologisch antiek liepen aardig wat, zo kwam het ten minste mij voor, voormalige en verlopen hippie's die in hun na-hippische leven zoveel poen blijken te hebben bijeenvergaard dat ze nu de grachtengordel hebben bezet en na hippie nu jup zijn geworden. Een soort van jippie's dus en na onze wandeling over betrokken markt hebben wij ons niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de "flower-Power" nog springleven is. 

We waren in Amsterdam omdat mijn echtgenote twee kaartjes voor het bijwonen van een concert in het concertgebouw bij zich had en in plaats van de tweede stoel te gebruiken voor haar handtas, kwam de eer toe aan haar echtgenoot de plaats van de handtas in te nemen, op voorwaarde dat ik voor deze avond mijn klompen verwisselde voor herenschoenen aan welk verzoek ik gehoor gaf en zo kwam het dat we na een diner in een chique restaurant aan de Van Baerlestraat omstreeks acht uur plaats namen in de grote zaal, een prachtige zaal waar rondom in gouden letters op een groene achtergrond namen van vermaarde componisten zijn geschreven. 

Vóór de pauze werden werken van Monteverdi en Beethoven ten gehore gebracht. Na de pauze de vijfde symfonie van de in de Bohemen geboren joodse componist Gustav Mahler die leefde van 1860-1911, dus eigenlijk net NA Wagner. Dat betekend dan muziek zonder begin, zonder eind, zonder verhaal, al heeft Mahler dat in het adagietto, het vierde deel, wel geprobeerd: daar het tij, de invloed, van Wagner te keren, maar tevergeefs, ook al omdat er te veel invloed van Arnold Schönberg uitging. 

Violen die in hoge snelheid repeterend steeds dezelfde drie of vier hooggestemde jankende tonen langdurig spelen doen denken aan het latere gitaargeram, herkenbaar in nogal wat "rock"-bands. Zodra je ook maar even denkt dat er een melodie op komst is, wordt dat direct gedwarsboomd door een dissonant of een a-tonaal effect, zodat ik wederom niets anders kon dan tot de conclussie komen dat ook Mahler met zijn muziek niet meer kon afdalen tot in de diepte van de menselijke ziel, dus aan de oppervlakte blijft en deswege zijn muziek moet worden bestempeld als primaire "POP"-muziek, geschreven voor het effect, geschreven voor de massa, de min of meer zielloze massa, voor de zenuwen dus, hoe imponerend ook soms ook de effecten zijn.

Al begin je midden in de symfonie te spelen, een niet-kenner zou dat niet eens opvallen. Natuurlijk heb ik na afloop lustig meegeklapt, want onaardig was het niet, maar de eerlijkheid gebied mij te zeggen: alleen mijn zenuwen hebben wat aan de symfonie gehad. Na afloop nam mijn echtgenote haar handtas en mij, met weer een illusie armer,  mee, dronken nog wat in de stad en keerden laat huiswaards. 

Aldus schreef ome Willem.   
---

vrijdag 8 oktober 2010

Theresienstadt, Terezin, waar ik rondloop, zwijgend.....

Oude gebouwen.

In een nieuw jasje, bij Schkopau.

---

De maren

De trein is net vertrokken, de werkweek zit er weer op. Maar niet zonder slag of stoot, want gisteren, toen ik vroeg vertrok en reeds even na zevenen bij het laadadres stond, was geen leuke dag.

Om net voor negenen vertrok ik uit Schkopau, een plaatsje tussen Meerseburg en Halle, een tamelijk desolate omgeving waar in de DDR-tijd een paar enorme fabrieken stonden met vele kilometers oppervlakte en enkele oude gebouwen staan er leeg, verlaten en vreselijk bij, waar vermoedelijk ratten en ander ongedierte welig tieren, maar andere delen werden overgenomen, onder meer door chemie-reuzen die een groot deel hebben gemoderniseerd en die staan dan tussen de vervallen hallen in.

De lading die ik er in kreeg was voor een bedrijfje in Duiven en naar mijn berekening was dat om en de nabij zeven uur rijden. Met een 45 pauzeminuten zou ik er dan net voor vijfen kunnen zijn en wellicht nog kunnen lossen waardoor ik dan vandaag vroeg in Amsterdam kon zijn.

Dit hield wel in dat ik strak via de autobahn, Halle, Goettingen, Kassel en Dordmund naar Duiven moest knallen, al reed ik nog een stukje via Werl om de file op het Kreuz van Unna te ontwijken.
Geen trip die je echt leuk kan noemen, maar daar gaat het niet om, want tijdens deze saaie tijdsspanne bereikten mij twee berichten, twee keer een mare, over twee mensen, één in Nederland en een andere elders dat ze wellicht getroffen waren door een gruwelijke ziekte en zoiets gaat je, althans bij mij niet, in de koude kleren zitten en was de oorzaak dat ik gisteren geen letter meer kon tikken.

Maar het leven gaat, net als het voertuig, door, ik loste Duiven en kwam thuis even bij, waarna ik vanmorgen op ze zaak wat kluswerk deed, naar Delft en Rotterdam ging en uiteindelijk weer in Amsterdam terugkeerde.

En omdat ik de komende twee weken niet werk, liet ik de brik achter en ga nu met de trein naar huis. Hilversum zijn we al voorbij en we lopen zo Amersfoort Centraal binnen, zodat ik zo de trein weer verlaat.

Inmiddels zijn mijn gedachten bij die twee die getroffen werden door de mare, twee, die ik ken, en ik weet, er zijn er zo velen.

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 6 oktober 2010

Woensdag, 6 oktober 5771, (I.J.).

Het was voor de verandering niet zo bar vroeg op, heden morgen, want ik stond immers op loopafstand van het laadadres bij een tsjechisch "motorrest", nog geheel in folkloristische oude staat, met Radegast bierreclame en met een oude stijl PAP-oil tankstation er bij. Bovendien 24 uur per dag open, wat je hier, in het midden van niets, niet zou verwachten.

Om zeven uur stiefelde ik er naar binnen en de serveerster van de vorige avond liep nog steeds rond. Ik liep naar de ouderwetse maar schone wasgelegenheid waar ik wat met water en zeep speelde, kamde mijn vacht, dronk een kop thee en even later vertrok ik naar het laadadres.

Daar werd ik naar tsjechische normen redelijk snel geladen. Die tsjechen babbelen namelijk wat af, hoor, en ik mocht mezelf gelukkig prijzen dat er in die taal weinig tot geen klinkers zitten, want dan hadden de babbels wellicht nog meer tijd in beslag genomen.

Na het laden zou in over Ceska Lipna naar Spremberg gaan, maar daar kwam verandering in omdat ik eerst nog een laadadres kreeg even boven Dresden, dus besloot ik via Teplice naar Usti nad Labem te rijden en zo over de snelweg naar Dresden te gaan.

Aldaar aangekomen wist men natuurlijk weer eens van niets en de oorzaak is dan dat het iets voor Ierland is wat ik dan in Rotterdam voor verdere verlading af lever en ik niet weet dat de handel uiteindelijk bestemd is voor elders. Maar na een beetje gehenenweergebel is het allemaal goed gekomen zodat ik daarna via Senftenberg en Schwarze Pumpe even na de middag mijn palletje in Spremberg kon lossen

Daarna reed ik terug, over Gross Raessen, Finsterwalde, Falkenberg naar Torgau en vandaar via Eilenburg naar Leipzig over wegen met overweldigende schoonheid, langs bomen met beginnende herfstverbruining en over vlakten waar links en rechts nog steeds dagbouw plaatsvind.

In de loop der jaren zijn hier veel heuvels, dorpen en bossen verdwenen, want alle bruinkool, dat hier aan de oppervlakte te vinden was, werd afgegraven en dat geeft het uiterlijk van het landschap een bijzondere en eigenaardige sfeer. Op veel wegen rondom de dagbouwmijnen heerste een serene rust en doordat het zonnetje er bij kwam werd het een behagenlijke reis. De temperatuur bleek zelfs op zeker moment de 20 graden te zijn overstegen en het was maar goed dat ik niet van die lekkere klobassa uit Tsjechië had meegenomen want die had dan wel bedorven aangekomen.

Na Leipzig nog even doorgekard en ergens, bij een snelwegafslag van de Autobahn Berlin-München op een autohof het DAFje geparkeerd. Morgen nog wat bijladen in een dorpje bij Halle en ik sta daar nu een half uurtje vandaan.
Daarna zal ik de voormalige DDR wel gaan verlaten.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 5 oktober 2010

De namen.

Laibe Berliner, Schulim Przerevsky, Joël Roodveld, Betra Blitz, Herman Mannsbach.
Met een melancholiek gevoel zit ik in dit etablissement, een rookhol, een nikotinekit, waar de meesten hier aan een halve liter pivo zitten te lurken, anderen met goedkope rhum er bij en er zijn er al die nauwelijks meer aanspreekbaar zijn. Het eten is hier goed, zeer goed zelfs, en rondom mij zitten louter tsjechen die hier ook met hun truck staan en de blonde mollige serveerster gaat behendig met de zatlappen om en weet alle avances van haar weg te houden. En ik zit hier dan, met mijn mineraalwater perlivka, bordje Uherska rostena met ozdoba waar ik america brambory bij heb besteld terwijl bovengemelde namen door mijn hoofd blijven gonzen.

Het was een dag vol van tegenstellingen, of misschien uitersten, vandaag. Vanaf Karlstad vanmorgen was de eerste stop te Kemnath, een dorpje net even voorbij de stad van "Wagner", Wilhelm Richard Wagner, Bayreuth, waar deze met medewerking van de Beierse Koning Ludwig de tweede, een theater voor hemzelf liet bouwen waar al zijn "muziek"-stukken weren opgevoerd en tot op heden worden daar zijn ellenlange "opera,s" , zoals Der Fliegende Hollander, Tannhausser, Tristan und Isolde en Siegfried, om er een paar te noemen, uitgevoerd.

Wagner, de eerste popmuzikant, heeft, zo schreef zijn tijdgenoot Nietszche, aller oren bedorven en hij beschrijft dan dat sinds Wagner er niet meer zoals voorheen naar muziek kan worden geluisterd. Een zekere waarheid zit daar natuurlijk wel in, want maakte men voorheen muziek voor de ziel, vanaf Wagner en helemaal in onze tijd wordt er eigenlijk alleen maar muziek voor de zenuwen voortgebracht, ook voor de gevoelszenuw.

Wagner, te Leipzig geboren, was betrokken, samen met de anarchist Bakoenin, bij de straatrellen van Dresden en toen die opstand werd neergeslagen, moest hij vluchten en vond asiel in Zwitserland waar hij met de veel jongere Cosima Liszt, een buitenechtelijke dochter van Franz Liszt, trouwde. Daarvoor, toen zij nog met de musicus Von Büllow was getrouwd, had Wagner reeds twee kinder bij haar, Eva en Isolde, om maar even aan te geven welke moraal deze meneer er op na hield.

Wagner was, om onbekende redenen, uitermate anti-semiet en dat mag wel blijken uit zijn boek "Das Judenthum in der Musik" en andere geschriften en dit was één van de redenen, misschien wel de reden, dat Nietszche, die eerst een bewonderaar van hem was, hem later heeft verafschuwd.

Vanaf Kemnath reed ik via Markredwitz naar Topen en toen ik die klant er uit had bleef er voor mij nog maar eentje over, te Spremberg, juist ja, midden in Sorbie, maar voordat ik daarna vertrok zou ik eerst gaan laden in Hrdly, vlak bij Literomice, zodat ik rond de middag bij Eger Tsjechië weer binnen reed. Na Karlovy Vary had ik de keus tussen twee route's, links over Usti, of rechts over Slany en ik verkoos de laatste en het eerste stuk is de "6", een mooie glooiende tweebaansweg naar Praag en hoewel het wolkendek dik was en het tegen mist aan was, kon ik toch nog ruim voldoende genieten van alle beginnende herfstkleuren. De weg loopt regelmatig door dorpjes heen en het deed mij een weinig denken aan de weg Amersfoort-Zwolle uit de zestiger jaren, dus voordat de snelweg er lag en je nog dwars door Nijkerk, Putten, Ermelo en Nunspeet reed. Het zal wel niet lang meer duren, want op diverse plaatsen kon men de eerste tekenen tot de aanleg van een "snelweg" al wat waarnemen.

Na Slany reed ik recht naar boven, over weg 118 en al snel staat op de borden Teresin aangegeven, een stadje met een gruwelijke geschiedenis. Hrdly ligt net voor Teresin en om vijf uur kwam ik aan op het laadadres, maar kreeg te horen dat het laden morgen om acht uur zou plaatsvinden.

Dat gaf me de gelegenheid om even door te rijden en ik zag kans om mijn DAF in Teresin, bij het oude fort, te stallen en wandelde het voormalige concentratiekamp Teresienstadt, want dat is Teresin, binnen. Zwijgend liep ik er rond en probeerde mij voor te stellen hoe het hier, nu alweer, 65 jaar geleden was. Gekrijs, geschreeuw van onschuldigen, hongerige ogen vol wanhoop, stampende laarsen van militairen, kinderen zonder moeder en moeders zonder kinderen. Het was rond sluitingstijd toen ik er rond liep en tegen zevenen, toen de schemer het daglicht verving, liep ik weer naar buiten naar de enorme begraafplaats met daarachter een groot Magim David, Davidsster. Nog steeds zwijgend liep ik langs de graven en dacht met enig sinisme: "dezen hebben nog een graf gekregen, en zelfs hun naam is nog bekend!"
De namen gonzen maar door:

Arnold Munk, Hedwig Ledermann, Vladimir Svoboda, Jette Damerius, 7- 1- 1871. 7- 2- 45, Jetty Goldschmidt, Samuel Klein.

Aldus schreef ome Willem.

---

De "snelweg".

Karlovy Vary - Praha

---

maandag 4 oktober 2010

De drie.

1973.
De weg was vierbaans en er gold een inhaalverbod voor vrachtverkeer, toen al. Bovendien was de snelweg over een traject van meer dan 50 kilometer ingebed in een soort talud en daar overheen waren talloze bruggen, vooral ook spoorbruggen gebouwd, vermoedelijk nog van voor de oorlog: bombastisch, zwaar en van steen. Na Keulen werd het wat breder en na 50 kilometer kwam je langs een enorme doodskop met daaronder "Lebensgefahr" geschreven omdat de weg daar door het Fehrntal kwam waarvan tijdens de ooorlog één deel was weggebombadeerd en van weerskanten de helling erg stijl naar beneden liep. Weliswaar was in 1973 het andere deel al wel weer herbouwd, maar het bord bleef er tot ver in de jaren negentig staan.

Daarna volgde dan, vlak voor Limburg, de afdaling van de Katzberg en daar stonden borden van veertig kilometer per uur voor vrachtverkeer.
Drie van de vier vrachtvoertuigen hadden blauwe kentekens, nederlands, en je kon zo ongeveer alle bedrijven die je langs zag snorren en daarvan ook nog veel collega's, de meesten reden tot aan Frankfurt, anderen richting München en nog een deel reed verder naar Oostenrijk en Italië. De Europese Unie bestond toen nog uit zes landen, Frankrijk, Italië, Duitsland en de Benelux-landen. Al gauw, rond 1975, kwamen Denemarken, Engeland en Ierland er bij en je dacht toen dat dat altijd zo zou blijven.

En aan weerskanten van de weg bomen, vooral veel bomen.

Want vandaag kwam ik daar weer, nadat ik in Amsterdam had gelost en geladen en daarna in Rotterdam nog meer handel had opgehaald. Dat had nog wel een probleem omdat de lading in Amsterdam een lading van circa vier ton bedroeg en ik in Rotterdam elf ton op de laatste drie meters zou moeten laden hetgeen funest is voor de wegligging. Immers door het zware gewicht helemaal achterop wordt het voertuig eigenlijk onbestuurbaar, dus haalde ik er in Rotterdam een aantal paletten uit, liet de elf ton er in zetten en vervolgens de rest er weer terug in.

Daarna richting Duitsland, en op zeker moment kwam ik, via de grensovergang Gogh, langs Neuss en Keulen Noord weer eens na op snelweg drie, van Keulen naar Frankfurt, een snelweg waar ik vanaf 1973 zeker één keer per jaar over ben gekomen, en soms wel meerdere keren per week.
Na Frankfurt de snelweg verlaten en via een schitterende bosweg in het duister over Lohr naar Karlstad gegaan waar ik nu ga slapen.

In de loop de tijden is er veel veranderd, want nadat er allemaal andere West-Europese landen tot "Europa" toetraden, kwam op zeker moment de tijd dat ook het "oosten" mee ging doen en nu zie ik op het stuk weg waar ik nu rijd nog nauwelijks meer een geel kenteken, maar wel Tsjechische, Poolse en andere witte platen.

De weg van Oberhaussen naar Keulen ligt niet meer in een talud, de bruggen zijn vervangen en het traject werd zes en acht-baans, de doodskop is verdwenen en bij Limburg mag je nu zestig in plaats van veertig en Langs het traject werd een hoge snelheidslijn aangelegd.

Maar wat gebleven is, zijn de bomen die mij elk jaar ten minste één keen hebben voorbij zien snorren. De ene keer in lente groen, de andere keer diepgroen in de zomer, of anders met mooie bruine herfstkleuren, steeds loerden de bomen mij aan, in de winter met sneeuw op de takken, maar soms ook, getergd door venijnige vrieskou, geheel arm en naakt, zonder zelfs nog maar een vijgenblad.


Aldus schreef ome Willem
---

vrijdag 1 oktober 2010

Vrijdag de eerste.

Het is magertjes bezet vandaag, maar het blijft hier gezellig, zo,n Luxemburgse eettent waar ik net mijn eten bestelde bij een ober in chique zwart overhemd met bijpassende pantelon, op het hoofd wat inhammen aan de zijkanten van de haarlijn en verder ziet hij er uit alsof hij na diensttijd gezellig een borreltje gaat drinken.

Het is vrijdagavond en ik heb het niet gered thuis te komen, maar wel gered om in het kleinste en mooiste Beneluxland te arriveren. Morgen is het nog maar vier uurtjes naar huis en dan zit het er voor mij ook weer op.

De herfst gaat echt aanvangen in Europa, dat kon ik vanmorgen wel merken. natte sneeuwvlokjes toen ik wegreed en verder een ferme regen tot voorbij de Arlberg en toen ik onder deze berg uitkwam bescheen de dageraad de eerste bruingeworden boombladeren. Ook langs de Bodensee ontwaarde ik de eerste herfskleuren en hoe westelijker en noordelijker ik kwam, hoe bruiner en roder de kleuren. Op sommige plekken lagen onder grote kroonbomen al hele pakken bladeren in een kring op de grond en ook de eerste gemeentewerkers met oordempers en gehuld in oranje veiligheidshesjes met oorverdovende bladblazers werden door mij gesignaleerd. Natuurlijk in Frankrijk waar de gemotoriseerde bladblazerij tot cultus is verheven en vermoedelijk is dat in de plaats gekomen van jagen, een sport die in het verleden door bijna elke fransoos werd uitgeoefend, zowel op de weg als in het bos.
Maar ja, dat jagen, dat mag, voornamelijk wegens dierentekort en snelheidscontrole's, bijna niet meer.

In de avond werd aan de oever van de moezel tussen Remich en Grevenmacher aan beide zijden nog driftig druiven geplukt, zei het aan de overkant voor de duitse wijn en aan deze kant voor luxemburgse wijn en zowaar gebeurde dat hier nog allemaal met de hand. Alleen aan de oever van de Bodensee zag ik nog een vervaarlijk plukmonster te keer gaan.
Inmiddels in, na een zonnige namiddag, de zon onder gegaan. De kelner buigt zich over mijn tafel om mijn vrijdagavondeten, verdeeld over vier schalen, neer te zetten en het hoofdgerecht, dat op een witstenen bord ligt, zet hij op de papieren onderzetter waarvan ik zojuist de daaropstaande advertenties heb doorgelezen en wenst mij vervolgens een smakelijk eten en verdwijnt weer door de klapdeuren naar de keuken.

De inhoud van de maaltijd verdwijnt ook en straks zal deze maaltijd met mij de stuurhut ingaan voor een hazenslaapje waarna morgen om vijf uur na een sterke koffie de laatste kilometers zullen worden afgelegd. Deze week ruim vierduizend.

Aldus schreef ome Willem.

---